Het verhaal dat ik je ga vertellen heeft 3 bedrijven.
Het gaat over jou,de Farizeeën en Schriftgeleerden,en over mezelf,een sneeuwwit duifje.
Ik zal het erbij zetten over wie het gaat,oké?
Op z’n Zuid Afrikaans zeg ik:luister mooi.
(Jij?)
Herken je het gevoel van opluchting wanneer het vroege licht van de ochtend,in de net niet geheel gesloten gordijnen van je slaapkamer,begint door te piepen?
De kieren van de gordijnen worden steeds langere streepjes licht aan het plafond,waar je al uren van slapeloosheid naar hebt liggen staren.
De nacht,waarin de spoken uit het verleden je slaap verstoorden,net als de nacht daarvoor,en de nacht dáár voor.
Omdat je zo moe bent zou je willen dat de morgen nog even wachtte,maar de nachtmerries maken de nacht tot je vijand.
Buiten hoor je het winterkoninkje de lente inluiden,terwijl de krantenbezorger op zijn scooter,zijn ronde doet in jou buurt.
De merel in de boom onder je raam,fluit en zingt Gods lof,een lied van verwachting en hoop op nieuw leven.
Het is een jubel van overwinning over de donkere achterliggende maanden,en de zekerheid van het wéten van het nieuwe,dat komt.
Wat verlang je naar een nacht waarin de uren vol zoete dromen zich aaneen rijgen,wakker wordend door de morgen zelf,in plaats van door de angsten die je nu,badend van het zweet,doen woelen in je bed.
Je bed,de plek waar je uit wilt rusten,nieuwe kracht op wilt doen,nadat je gisteren voor de tweede keer deze week,het beddengoed verschoond hebt.
Uitgeput kroop je laat in de avond tussen de frisse lakens,die je,knisperend door het drogen in de buitenlucht,omhulden.
Alsof je opgewacht werd door je geliefde,die je beschermend in de armen nam,en je koesterde met enkel liefde.
Klam van je eigen angstzweet,kleven de lakens op dit moment aan je lijf,dat trillend als een pasgeboren kitten,de realiteit van weer een nieuwe dag niet uitgerust te beginnen,onder ogen moet zien.
Schuld,schaamte,pijn en verdriet over je verleden doen je verlangen naar…ja naar wat?
Je durft het amper toe te geven;
De dood…
De dood,die je laatste vijand is,wordt daarentegen een vriend in je verwrongen en vermoeide gedachten.
Oh,was er maar een hol onder de grond,waar je een winterslaap kunt doen!
Waarna je wakker wordt in een compleet nieuwe wereld.
Een wereld waar volop zonneschijn is.
Een wereld vol vrolijkheid,luchtigheid en plezier.
Een wereld,waarin je herinneringen aan vroeger geen kwelling meer zijn,maar een blij te vertellen zorgeloze geschiedenis.
Waar zang en dans,afgewisseld door het zitten aan lange,vol zoete heerlijkheden gedekte tafels,de dag vervullen.
Was er maar zo’n wereld.
Waar het heden in de toekomst overgaat.
Waar de nachten dag zijn,omdat de zon nooit meer ondergaat.
Waar het donker wordt verdreven door een eeuwig durend licht,dat je bevend verkleumde botten,verwarmd en verjongt.
Een wereld waar je tranen in kostbare kruikjes bewaard worden,zoals mama,met een speld uit haar naaidoosje,vroeger trots je zwemdiploma aan het behang van je slaapkamermuur prikte.
Het maakte niet meer uit dat je de enige in je klas was die veel langer over je zwemdiploma behalen gedaan had.
Terwijl de andere kinderen afzwommen voor hun B diploma,zwom je zelf af voor je A,aangemoedigd door papa en mama,opa en oma,en je lievelingstante.
De zwemjuf had je geholpen je watervrees te overwinnen,en met een gevoel van triomf,las je nu jou naam op het felbegeerde papiertje.
Jou naam!
Zouden de vrienden zich zo gevoeld hebben,toen ze na de kruisiging en graflegging van Jezus,bevend van angst,zich verborgen hielden voor de leiders van de kerk?
(duifje)
Ik fladder hier rond in die tuin,de graftuin van Jozef van Arimathea.
De opening van het graf is ontoegankelijk gemaakt met een reusachtige steen.
Zoals in de tempel het,van boven naar beneden gescheurde ,weer haastig dichtgenaaide voorhangel de opening naar het Heilige der Heiligen afsluit,de plek waar de ark van het verbond staat.
Romeinse soldaten lopen de wacht,alsof zij bang zijn dat de dood toch niet het laatste woord heeft.
(Farizeeën en Schriftgeleerden)
Ja,iedereen is bang.
Zelfs de pafferig,van het overmatig eten,in zelfvoldaanheid badende kerkleiders,zijn bang.
Terwijl hun lang gekoesterde wens in vervulling is gegaan,Jezus is immers dood?
De boom,waarvan Johannes de doper zei,dat de bijl al aan de wortel lag,hebben ze gebruikt om Jezus aan te spijkeren.
Het meedogenloos hameren van de dikke spijkers door Zijn handen en voeten,het klonk hun als muziek in de oren.
Als het slaan op een grote trom,waarbij de maat aangegeven werd door de hogepriester,die de positie had ingenomen van tambour maître.
Hun dikke armen,zwaaiend van woede,waren de stokken,en hun bolle vette buiken de trommels van hun fanfare.
Het fluisteren van Zijn door pijn gekwelde stem,ze hadden er geen boodschap aan.
“Vader,vergeef het hun,want ze weten niet…”
Ze wisten donders goed wat ze deden!
Deze godslasteraar had de dood verdiend!
Vader?
Zijn vader?
Dat was immers Beëlzebul zelf?
Die conclusie hadden ze lang geleden al getrokken,toen Hij hun vroeg wie hún vader was!
Dat was Abraham,”no doubt about that”.
Hoe durfde Hij hun vertellen dat Hij de door God gezondene was,zij die als geen ander weten hoe God in elkaar steekt!
Hun wetten zijn voortdurend aangepast,zodat God precies passend gemaakt is in hun hoofd.
Nee,niemand mag hun lastig vallen met vragen,die het van zich zelf vervullend denken,overhoop haalde.
Kom,vreet je vol,verdrink je knagende gedachten,vier het feest van de zelfvoldane,op de borst kloppende nederigheid.
(Wel erg vervelend;de enorme zwermen zwarte vliegen die voortdurend weg gewaaid moeten worden van hun kostbare en zuur verdiende overdadigheid)
Hun trots meegezeulde grote trom,beletten hen de veters van hun eigen schoenen te strikken.
Maar wat geeft het,er is altijd wel een dienaar die hun,na het voetwassen,de veters weer dichtknoopt.
Overdadig is er gegeten en gedronken op de dood van de koning der Joden.
De wijn benevelde hun geweten,ze hadden goed gehandeld!
En toch…die Jezus die zij gekruisigd hebben,die lastpak,het raakte een stem uit een ver verleden,de fluistering van verlangen naar de beloofde messias…de zoon van David.
Nee,oh nee,nu niet gaan twijfelen!
Ze hebben goed gehandeld!
Hij is dood!
Toch..?
De koning is dood,leve de…
Tja wie?
Wat?
We nemen nog een glas.
Dan verstomt die stem vast wel…
Na drie dagen,na drie dagen,drie dagen…
(duifje)
Het is de dageraad na Shabbat,volgend op Pesach,het feest van de ongezuurde broden.
De dag waarop het volk gedenkt dat ze geen slaven meer zijn,maar kinderen,wonend in het beloofde land.
De dag waarop in de tempel de ongezuurde broden geofferd zijn,zoals duizenden jaren daarvóór.
Het bloed van de volkomen lammetjes had in dikke stromen de offerplaats rood gekleurd.
Alles gaat weer zijn gewone gangetje.
Of toch niet…?
Ik,het blinkend van de morgenster witte duifje,wacht.
Mijn duivenborstje barst haast van de kracht die zich op bouwt in mijn,trillend van verlangend,lijfje.
Ik houd het niet meer van de verwachtingsvolle spanning.
En dan gebeurt het!
Ja,eindelijk!
Een krachtige aardbeving doet juichend de eerste dag van de nieuwe week aanbreken.
Daar zijn ze,de gedienstige engelen,blinkend wit door de weerkaatsing van mijn glans.
Die glans,die verteld dat Vader goed is.
In paniek kiezen de soldaten het hazenpad,waarna de engelen de steen voor het graf wegrollen alsof ze spelen met de kiezels aan het strand.
Het is als schuiven ze het haastig herstelde voorhangsel in de tempel met een krachtige hand opzij.
Ze nodigen me uit door de opening te vliegen,waarbij ik een lied hoor zingen van een duifje,dat schuilend in een rotsspleet,is onttrokken aan het zicht.
Maar niets,niets hoeft nu nog verborgen te blijven!
Mijn duivenborstje ontspant zich,wanneer ik alle kracht loslaat in het graf.
Een dode Jezus?
Hij leeft!
Mijn opstandingskracht doet hem verrijzen,zodat hij op kan staan.
Hij glimlacht naar me,zoals alleen hij dat kan.
Ik laat me koesteren in zijn doorboorde handen.
“Goed gedaan”fluistert hij liefdevol,waardoor ik roekoeeee van genot.
Zijn gedaante is die van een priester-bruidegom,koninklijk en fier!
Bukkend door de opening van het zwarte gat,staan we in het volle licht van de nieuwe tijd.
Daar waar hij neergelegd was,blijven de windsels van het graf liggen.
Als doeken in een kribbe,waar een pasgeboren kindje in gelegd is,omdat in geen enkel huis een plekje over was voor deze eerstgeboren zoon.
Het was té ingewikkeld voor de plaatselijke bevolking.
De koning-bruidegom rekt zich uit,waarbij zijn opgeheven priesterlijk zegenende handen mij opheffen en vrij laten.
Buitelend van plezier neem ik mijn wachtende positie weer in.
Ik ben het gelukkigste duifje van het gansch heelal,en mag rusten om mijn lijfje opnieuw te vullen met kracht van Vader.
En dat niet alleen!
Vuur!
Ik wordt vervuld van een brandend vuur!
Jippieee,ik ga vlammen!
Ik mag vuur spuwen!
Wacht maar,
Ver-wacht maar…
Alles wordt nieuw!
Alles!