Geboorte op de stenen van Jericho.

Al 6 dagen lang lopen de Israëlieten s’morgens rond mijn stad Jericho.
Vanuit mijn huis op de stadsmuur bezie ik het met een siddering van verwachting.
Uit mijn raam hangt het scharlaken koord, als een banier van ontfermende genade.
Ik weet niet wat deze woorden betekenen, ze werden geboren in mijn hart, en zingen daar in een koor van machtige stemmen, alsof het echoot uit een andere wereld.

Voorop in de optocht lopen de krijgslieden, daarna 7 priesters ieder blazend op een ramshoorn.
Daarachter dragen andere priesters aan draagstokken de mooie kist met de gouden engelen.

Achter de krijgslieden en de priesters loopt het volk, zwijgend…
Ik heb nog nooit zo’n oorverdovend zwijgen gehoord.
De grond dreunt van al die voeten die om mijn stad heen lopen.
Die voeten, ze sjokken niet, ze marcheren op overwinningsgrond!
Alsof ze bij iedere stap een nieuwe grens overgaan om elke millimeter die ze betreden in bezit te nemen.
Alsof deze grond al van hen is!
En het volk zwijgt.

Terwijl de ramshoorns de overwinning al blazen, de voeten hun bezit claimen, kan ik mijn ogen niet van die heilige kist afhouden.
Ik loop mee over de muur en kijk van boven af op dit mysterie neer.
Het deksel van de kist glanst in het heldere zonlicht van de vroege morgen.
Tussen de vleugels van de cherubs zie ik dat deze dikke gouden plaat bedekt is met bloed.
Daartussen door zie ik de schittering van het pure goud.
Wanneer net de zon door de vleugels heen schijnt is dat een machtig gezicht.
De stukjes goud die niet bedekt zijn schitteren als diamanten op een rood fluwelen lap.
Waarom zouden de cherubs dat bloed bedekken?
Het lijkt wel alsof ze iets afdekken, iets zo afschuwelijks dat het niet gezien mag worden.
Alsof de cherubs met hun vleugels willen zeggen: “ afblijven, dit is iemands anders schuld.”


Hoe zou dat voelen?
Dat ik iemand anders opzadel met mijn schuld, me omdraai en weer verder ga.
Als vrije vrouw die bij het volk Israel hoort omdat ze bij die God van dat volk behoort.
Geïntrigeerd volg ik de mooie kist van goud.
Zou ik mijn zonde op die gouden plaat mogen leggen?
Alle onreinheid oppakken en op dat deksel gooien, het van me af smijten, om daarna verzoend te zijn.
Dat deksel, ik noem het “het verzoendeksel”vol met mijn onreinheid, dat toegedekt wordt door vleugels van de cherubs, zodat die onbekende God het niet hoeft te zien.
Oh, ik bid dat dat de betekenis van die mooie kist is, dat het een troon van verzoening is.
Een Mercy-Seat…


Op de één of andere manier komt het samen in mijn hart, als een diep verborgen inzicht vanaf dat ik gevormd ben in mijn moeders buik.
Het scharlaken koord en deze kist met dat deksel….het hoort bij elkaar!
Zonder die God te kennen krijg ik steeds meer ontzag voor Hem.
Ik zou willen dat ik ook een ramshoorn had, dan zou ik een mooi geluid maken voor de God van dat volk dat hier rond mijn muur loopt.

Morgen is het de zevende dag…
Jozua heeft gezegd dat we dan binnen moeten blijven, dan zal de stad namelijk ingenomen worden.
Uit angst zijn de poorten gesloten, maar stiekem vanuit de buitenkant hebben we de leider van het vreemde volk met een lang koord opgehaald, door het raam waar mijn rode koord hangt.
De mensen zijn bevangen van angst dus niemand is nog bezig met de stad verdedigen.
Ieder is vol van zijn eigen bevende vrees.

Ik had nu mooi de kans Jozua te vragen over zijn God.
En hoe ik de trap naar de hemel moet beklimmen om bij zijn God te mogen horen.
Toen hij mijn vraag hoorde moest hij glimlachen.
Niet spottend, maar vol ontferming naar mij.
Wat een antwoord heb ik gekregen zeg, ik kan het amper geloven!
Het is revolutionair!
Iedereen moet het weten, dit prachtige reddingsverhaal.
Het is veel anders dan ik altijd gedacht en gehoopt heb.
Ik barst haast van de impact die het op mij heeft, de vreugde is zo onnoemlijk groot over een God, die het helemaal anders doet dan alle andere goden.
Jozua vertelde me dat het onmogelijk is zelf de trap naar de hemel te beklimmen.
God zelf gaat die trap lopen, maar dan vanuit Zijn Heilige Woning.
Van uit de hemel daalt Hij naar de aarde, en niet andersom!

Ik lig in mijn bed, mijn bevuilde bed, het bed dat al vele mannen met me gedeeld hebben.
Wat een leegte heeft het achtergelaten.
Mijn uitgeholde ziel schreeuwt het uit naar Jeshua, de naam van die God.
Zo mag ik Hem noemen, zoals Jozua, die naar Hem vernoemt is door zijn ouders.
Morgen zal ik ergens anders slapen, buiten de legerplaats van het heilige volk.
Het maakt me niet uit, deze buitenrand is net zo goed binnen.
Ik ben binnen in het hart van de God van dat volk.
Ik zal delen in de glorie van deze God op Zijn volk.

In een droom zie ik de God van Israel, en nu ook mijn God.
Mijn Jeshua, de God die vanuit zijn hoge hemelse positie het scharlaken koord gegrepen heeft, om mij bij Hem te laten horen.
Hij schaamt zich niet de mijne genaamd te worden.
Hij vraagt me mijn rode lampje aan Hem te geven…
Het lampje dat de mannen lokte naar mijn bed, en iedere zonde hier bedreven, gezien heeft.
Vol erbarmen neemt Hij het in Zijn handen waar het rood als het scharlaken koord zijn handen doorboord.
Het rood van een liefde die bloed gaat kosten, de prijs om zó lief te hebben.
Deze liefde is een liefde die alle verstand te boven gaat.
Ik kan het ook alleen maar pakken wanneer ik elke zintuig van mijn hart laat spreken, zodat mijn verstand uitgeschakeld wordt.
“Jeshua”, ik fluister zijn naam, “Jeshua”

Hij neemt het scharlaken koord en bindt het aan de uiteinden vast zodat het tussen 2 punten een schommel wordt.
Ik snap het al…
Ik vlei me naast Hem neer, in de holte van Zijn eeuwige armen verdwijnt elke schaamte.
Hij begint te zwieren, totdat we hoger en hoger zweven, als een arend die zijn vleugels uitspreid en zich laat dragen door de wind.
Hoger en hoger schommelen en zwieren we in het koord dat mijn redding symboliseert.

Dan laat Hij de schommel langzaam tot rust komen en vouwt het koord uit, zodat ik naast Hem kan kruipen in de scharlakenrode hangmat.
Ik ben in het Beloofde Land.
Hij is het scharlaken koord, Hij is het beloofde land.
Waar ik ook zal zijn, ik ben thuis!
Het scharlaken koord omarmt me en koestert me, alsof ik in de baarmoeder terug geplaatst ben.
Als een baby, die smakkend aan de borst van mama zulke lieve en tedere kreetjes uiten kan, zucht ik van tevreden verwondering, en draai me naar Hem toe.
Zijn lippen zoeken de mijne en fluisteren, “mijn duifje…”

De ogen van mijn hart zien hoe ik Hem draag in mijn eigen baarmoeder.
Het gebied waar vele mannen hun plek opeisten, heeft nimmer haar warmte afgegeven en verkwanselt aan een vreemde.
Deze plek is altijd al van Hem, mijn baarmoeder is deel van Zijn geboorte grond.
Mijn lijf is Zijn beloofde land,
Moeder vol melk en honing…
Belooft
Beloved

( opgedragen aan Thera )

Geslachtsregister van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broeders, Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon,
Salmon verwekte Boaz bij Rachab
Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David, de koning. David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria, Salomo verwekte Rechabeam, Rechabeam verwekte Abia, Abia verwekte Asa, Asa verwekte Josafat, Josafat verwekte Joram, Joram verwekte Uzzia, Uzzia verwekte Jotam, Jotam verwekte Achaz, Achaz verwekte Hizkia, Hizkia verwekte Manasse, Manasse verwekte Amon, Amon verwekte Josia, Josia verwekte Jechonja en diens broeders ten tijde van de Babylonische ballingschap. Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel, Zerubbabel verwekte Abihud, Abihud verwekte Eljakim, Eljakim verwekte Azor, Azor verwekte Sadok, Sadok verwekte Achim, Achim verwekte Eliud, Eliud verwekte Eleazar, Eleazar verwekte Mattan, Mattan verwekte Jakob, Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, die Christus genoemd wordt. Al de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten en van David tot de Babylonische ballingschap veertien geslachten en van de Babylonische ballingschap tot de Christus veertien geslachten.’
‭‭Matteüs‬ ‭1:1-17‬ ‭NBG51‬‬
http://bible.com/328/mat.1.1-17.nbg51

Auteur: tinyonline

Ik word blij van zelf nadenken i.p.v. napraten

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: