Hanna spreekt wartaal.
Ook dit jaar gaan we, net als andere jaren met de stammen op naar Silo, waar de tabernakel staat.
Elkana, mijn man, Pennina en ik, Hanna, zijn 2 vrouwen.Ik ben erg ongelukkig…
Ik hoor er gewoon niet bij, ik tel niet mee.
Pennina en Elkana hebben een gezin met kinderen, zonen en dochters, terwijl ik zelf kinderloos ben.
Het is niet dat Elkana, mijn grote liefde, me negeert,mijn schoot is onvruchtbaar.
Steeds wanneer ik verdrietig ben om mijn kinderloosheid, troost hij mij, en zegt dat ik hem meer waard ben dan een huis met zonen.
Maar hij kan dat elke dag tegen me zeggen, en ik geloof dat hij het meent, het voelt niet zo.Het is bij ons een gezegde dat nageslacht is als de pijl die zekerheid geeft in de hand van de soldaat, zo beloven kinderen veel voor de toekomst.
Alleen, de pijlkoker van Elkana en mij is leeg, mijn schoot heeft geen vrucht gedragen.
Dikwijls schreeuw ik het uit naar mijn God, de God van mijn volk Israel.
Kinderen zijn toch een geschenk van Hem?
“Waarom God, waarom…?”Pennina bespot en hoont me, ze lacht me uit zo gauw ze de kans krijgt.
Haar kinderen nemen zo langzamerhand dit gedrag over, zodat dit huis geen “thuis “ meer is voor mij.
Zou dit een straf van God zijn voor mij?
Als Hij in de woestijn destijds mijn volk zo zegende, waarom hoort Hij mijn smeken om een zoon dan niet?
Wat heb ik fout gedaan, dat Hij mij deze schande toedicht?
Deze gedachten tollen maar door mijn hoofd, temeer omdat ik de moed aan het verliezen ben.
Ik wordt er tenslotte ook niet jonger op…Van Elkana vind het het ook best wel laf dat hij niet optreedt tegen Pennina en hun kinderen.
Als ik hem zoveel waard ben, dan kan hij toch wel een eind aan deze treitercampagne maken?Omdat we nu in de tabernakel zijn is er een nieuw plan in mijn hart geboren.
In mijn hart ja, daarom is het nu zo’n strijd in mijn hoofd.
Elke keer wanneer ik blij word van het plan in mijn hart, komt mijn hoofd in opstand door allerlei redeneringen aan te voeren, hoe belachelijk het is wat ik wil gaan doen.
De redeneringen zijn op de manier van: “wie denk je wel dat je
bent?”
“Nou, dat zal ik je vertellen,” zegt mijn hart dan ” ik ben Hanna en ik ga mijn God, de God van Abraham,Isaac en Jacob, een belofte doen”Mijn keel knijpt dicht van de zenuwen en toch ook wel angst, maar ik ga.
Ik laat de maaltijd voor wat het is, ik krijg toch geen hap door mijn keel !Mijn voeten snellen als vanzelf naar een plek waar ik Hem aanbidden kan.
In mijn hart zingt een lied:
” Wat hou ik van Uw huis Heer”
Uit de hoeken van het dak hoor ik het piepen van jonge musjes, terwijl een zwaluw af en aan vliegt naar haar nest vol met pas uit het ei gebroede baby zwaluwtjes.
Deze ene dag toeven in het huis waar mijn God woont is me meer waard dan duizend dagen op een plek waar Hij niet is.
Het is alsof ik een pijlkoker vol waardevolle pijlen draag in een hart dat genoeg had aan één liefdes pijl afgeschoten door mijn Heer.Bij de posten van Gods huis zie ik Eli, de hogepriester zitten, wat me bijna weerhoudt, maar toch val ik op mijn knieën neer en in mijn hart spreek ik met de Schepper van Hemel en Aarde.
Die God die de enige is die mijn schoot een moederschoot kan laten zijn.
” Ik doe U een belofte Here,wanneer U mij een zoon geeft zal ik hem terug geven aan U.
Ik bid U om een profeet Heer!
Een kind, niet voor mijzelf, maar voor U!”Dit is het gebed dat in mijn hart geboren moest worden, geen zoon, maar een profeet.
Het smeken om een zoon is veranderd in een belofte aan de God van het verbond.
Nu begrijp ik dat God me niet straft, maar wacht op mijn bereidheid Hem te dienen tot een hoger doel.
Het maakt me diep gelukkig mijn zoon terug te kunnen geven aan de Gever.Plotseling word ik onderbroken door de harde stem van Eli.
” Wilt u maken dat u weg komt!
Het huis van God te ontheiligen met uw dronkenschap!”Ik moet glimlachen, overgave aan mijn Heer ziet er voor de buitenstaander belachelijk uit.
En ja, ik ben dronken!
Dronken van een liefdesdrank uit de karaf van mijn Heer.
Hij liet mij drinken waarna ik gewillig werd Hem alles te geven, zelfs de zoon waar ik Hem al jaren om smeek.
Het gevoel van vrede en rust doet mijn hart overlopen van ontzag voor mijn Heer.
Al die jaren waarin ik me de verachte voelde was Hij daar gewoon.
Hij zag mij, hoorde mij, had me lief.
Hij had me op het oog om te baren voor iets veel hoger dan ik zelf voor mogelijk hield.
Hij wachtte geduldig, zodat Zijn belofte aan mij me niet verpletteren zou!
Niet een zoon voor Elkana, niet een kind om te bewijzen dat ik ook moeder ben tegenover Peninna, maar een profeet!
Het is niet genoeg een gezin te vormen met Elkana, mijn Heer zelf wil met mij een gezin vormen tot eer en glorie van Zijn Heilige Naam.
De naam in wie vergeving en vrijspraak te vinden is.
“Ja Heer, ik ben van U, en U bent van mij, ook het kind dat mijn schoot zal dragen is van U en tot U.”Oh glorie, nadat ik Eli mijn nood en gebed uitleg, mijn belofte aan mij Heer heb verteld, spreekt hij een profetie over mij uit!
Ik ga een zoon ontvangen.
Een zoon die ik in mijn hart allang weer terug gegeven heb om diensbaar te zijn in het koninkrijk, niet van deze aarde, maar van de hemel.” Mij geschiede naar Uw belofte Heer”