( De Samaritaanse vrouw 1)
Ik heb dorst, verschrikkelijk dorst.
Mijn hele wezen is verdroogt en verschrompelt en snakt naar water.
Zoet en verfrissend water dat mijn ziel weer leven geeft.
Als een hert dat verlangt naar dat water, zo is mijn ziel in mij.
De dorheid van mijn binnenste verdroogt mijn botten en doet mijn huid verslappen.
Mijn lijf voelt als een uitgewrongen en uitgeknepen waterzak waardoor mijn huid is gaan breken en scheuren.
De krassen op mijn ziel schrijnen dag en nacht, waardoor de scheiding licht en duisternis steeds verder vervaagt en mijn beschadigde ziel aanvoelt als een kamer waar voortdurend de luiken en gordijnen gesloten zijn.
De sluitingen van de ramen zijn vastgeroest waardoor mijn woning steeds bedompter en benauwder wordt door het ontbreken van frisse lucht.Zoals het huis van mijn ziel, zo is ook het huis waar ik woon.
Niet dat het plezier ontbreekt, maar het is hol en leeg.
De kortstondigheid van de vele relaties, waarbij het uiteindelijk alleen nog maar om sex gaat, heeft mijn thuis verandert in een spelonk waar ik als een angstig duifje wanhopig op zoek ben naar een spleet waar ik me verstoppen kan.Mijn bed, dat beslapen is door vele mannen die me toefluisteren de ware te zijn, is veranderd in een doolhof waar ik zelf wanhopig zoek naar die ene…
Het is alsof de bevrediging van sex steeds meer een mezelf inwikkelen is in de windsels van het lijkkleed.
Het graf lonkt en verleidt als een jonge man die trots zijn sixpack toont.Mijn familie en vrienden lachen me uit en negeren me.
De vriendinnetjes van vroeger zijn nu degelijke moedertjes van kinderen waar ik een aantal jaren geleden nog welkom was als oppas.
Tegenwoordig zien ze me niet meer staan en willen liever dat ik uit hun buurt blijf.De vaders van deze kinderen waren toen mijn vriendjes die me destijds maar wat graag hun kunsten toonden.
Nu lopen ze me voorbij met nog net niet dichtgeknepen neuzen, alsof ik een open gebroken zak vuilnis vol rottend eten ben.De man in mijn leven van vandaag is de man van één van mijn vroegere buurmeisjes.
Telkens weer laat ik me verleiden te geloven in de leugen de enige voor hem te zijn waarna hij na mijn bed beslapen te hebben toch weer vrolijk zijn eigen bed zoekt.
Mijn bestaan ontkennend verander ik steeds meer in een spichtig vogeltje op zoek naar een boom waarin ik veiligheid vind, zodat ik in zijn takken een nestje bouwen kan.Water, ik snak naar water dat mijn dorst lessen zal.
In mijn dromen zie ik een vat dat voortduren gevuld wordt door stromen van vers en zuiver helder water dat vanuit verschillende beken hoog in de bergen zijn weg zoekt, en de rotsen doet splijten op het punt van samenkomen.
Met donderend geraas stort het in een klaterende waterval naar beneden, waarbij het opspattend water het licht van de zon vangt in ontelbare regenbogen.
De kleuren daarvan lijken de somberheid van mijn bestaan op te lichten en nodigen dichterbij te komen, om me als een jong kitten te verliezen in het spel van de steeds weer verspringende kleurtjes.Waar is dat water dat mijn dode hart doet opspringen in mijn lijf en mijn huid weer jong maakt?
Het water dat zó verfrist waardoor mijn jeugd zich vernieuwt als die van een adelaar.We hebben een put buiten de stad.
De stad Sichar waar ik woon, in het land Samaria, ligt vlakbij de bron van Jacob in het veld dat hij aan zijn lievelingszoon Jozef gaf.
Het verhaal gaat dat Jozef een mantel van zijn vader kreeg die de haat van zijn broers opwekte.De mantel had ook de kleuren van de regenboog gevangen, de regenboog in mijn droom over de waterval van zuiver helder water.
Oh wat verlang ik naar zo’n mantel.
Een mantel van regenbogen die de kleurloosheid van mijn uitbundige leven doet verdwijnen en oplichten.
Een mantel die mijn zeer en pijn helen en genezen.
Kleuren die als vanzelf in wapperende slingers en vliegers de wolken aan mijn duistere hemel doen verdampen, waardoor het blauw in een juichend loflied nieuwe einders en uitzicht op een hoopvolle toekomst toont.Het is midden op de dag, heet en zinderend toont de zon brandend haar glorie.
Iedereen houdt zich binnen, verkoeling zoekend in de binnenkamers van de huizen.
Dit is voor mij het meest geschikte moment mijn kruik op mijn schouder te tillen om deze te vullen bij de put van Jacob.
Zo voorkom ik de vernietigende en minachtende blikken van mijn vroegere vrienden en ontloop ik een eventuele confrontatie met de vrouw van mijn minnaar.Ik ga op weg, mijn kruik is leeg en ik heb dorst…
(Wordt vervolgd)