(Ruth 2)
Stonden we enige tijd geleden elk nog aan het graf van onze dierbare man, nu zijn we samen op weg; schoonmoeder Naomi, schoonzuster Orpa en ik.
We vernamen dat in het land van mijn schoonmoeder de velden wit zijn om te oogsten.
Naomi riep ons bij elkaar en zei ons dat de Here zijn volk weer zegende met graan en ze daarom naar Betlehem terug wilde gaan.
Vandaar dat we gedrieën op weg zijn naar Israël.Mijn voeten gaan vanzelf als dragen ze me naar een belofte van hoop en redding.
Alsof ze los van mijn lichaam een eigen leven leiden op de weg naar het land van melk en honing.
Mijn hartslag begint mee te doen en slaat de maat voor een lied dat spontaan uit mijn binnenste naar boven borrelt.
“Ik blijf de HEER verwachten,
mijn ziel kijkt uit naar Hem.
Zijn woord vult mijn gedachten;
ik hunker naar zijn stem.
De HEER laat van zich horen,
blijf hopen, Israël!
Eens zal de morgen gloren
van redding en herstel.”
Het is als word ik, begeleid door een zoemende zwerm bijen, gedragen naar de plek van mijn bestemming.
Een ereplaats in de Bijenkorf Israël
Ooh, ik kan het niet helpen, mijn hart slaat weer op hol, als een muziekstuk dat begint in Andante en vervolgt in een nooit eindigend Allegro.
Ik de heidense Ruth?
De Moabitisch?Maar die God van dat volk trekt me.
De God van Abraham, de oom van mijn aartsvader Lot.
Het beste deel, ik wil het beste deel!
” Melk en honing, melk en honing…”
zoemen de me omringende bijtjes.Nu staan we vlak bij de grens en Orpa is op advies van Naomi terug gegaan.
Hopend op een nieuw leven heeft ze ons gekust en afscheid genomen.
” Ga jij nu ook maar terug mijn dochter.” dringt mijn schoonmoeder aan.
“De Here heeft mij zwaar gestraft, maar jij hebt nog een heel leven voor je.”Is er nog iets te kiezen wanneer er al voor mij gekozen ís?
Wanneer eeuwen voor ik op weg ging mijn pad al bewandelt is?
Ik, al eer de gerst in Betlehem wordt geoogst, door koorden van liefde tot een schoof bijeen ben gebonden door de God van melk en honing?” Moeder, uw God is mijn God, uw volk is mijn volk”
De bijtjes in mijn fantasie en om mij heen jubelen het uit!
Mij eitje is uitgekomen.
Eerst nog een larve, gevoed door de werksters, heb ik me ontpopt tot de mooiste en sterkste bij van de korf.
” Een nieuwe koningin, een nieuwe koningin” zoemt het om mijn hoofd.
Het zonlicht is als de penselen van een schilder en kleurt mijn vleugeltjes in de meest prachtige kleuren van de regenboog.In een kinderlijk vertrouwen op de God van Israël, míjn God, zet ik mijn voeten in het beloofde land.
Een diepe rust, vermengt met uitgelaten opwinding maakt zich van mij meester, ik ben thuis!Ik stap in een bad gevuld met zachtgele romige melk.
Op de rand staat een weelderige pot met goudgele honing.
Een enorme zwerm zoemende bijen tilt de houten lepel uit de pot, om daarna de zoete goudgele honing als stromend uit een vergulde waterkraan, te vermengen met de romige melk.
Helder geel en romig wit kringelt het in spiraal vormende cirkels om me heen.
Aan een sierlijke haak in de muur hangt een fluweelzachte bloedrode badjas die me doet glimlachen van gelukzalige herkenning.Het plan gaat verder.
Het plan voor mij, Ruth de Moabitische.
Het plan van de Ik Ben, die mij eer ik was al een manteltje omging…
( wordt vervolgd )