Ruth 3
Dat was me een entree zeg in Betlehem!
De hele stad stond op zijn kop toen men eenmaal mijn schoonmoeder Naomi herkende.
Het gonsde door de straten “is dat Naomi…? Warempel ze is het!”
” Noem mij geen Naomi, noem mij voortaan Mara, want ik ben zwaar gestraft door de Here” zei ze tegen haar stadsgenoten.Het doet pijn in mijn hart haar zo bitter te zien, want dat betekent Mara: bitter.
Terwijl haar echte naam zo mooi is : Naomi, ” mijn lieflijke”
Het is jammer dat ze alleen nog maar jammert en daar zelfs naar genoemd wil worden.
Ik bid dat mijn Heer haar weer laat lachen van vreugde en geluk.Dat doe ik zelf ook, zó gelukkig ben ik.
Deze stad,Betlehem is voor mij het Broodhuis.
Iedere stap van mijn voeten is als het innemen van wat al van mij is.
Ook nu ik vandaag op het veld, waar gerst wordt geoogst ben, om wat de maaiers laten liggen op te rapen.
Zo heeft God het in zijn wetten bepaald, zodat ook arme mensen te eten hebben in dit land van melk en honing.
Wat hou ik van Hem en wat zorgt Hij goed voor mij!
Hij geeft iedere dag weer een loflied in mijn hart, zodat mijn voeten dansen op deze heilige grond.Het bukken om de aren te rapen is als het mij uit dankbaarheid verootmoedigen in diep ontzag voor mijn God.
Iedere aar die ik in mijn schort verzamel is als een palmtak die ik in blijde verwachting ophef naar mijn Koning, de God van mijn volk, het volk van de belofte.
Een belofte van verlossing en vrede, in de toekomstige geboorte van de Messias, de Gezalfde des Heeren.
Oh, onderdeel te zijn van dit verwachten, deze hoop…Ja, dat maakt dat mijn hart sneller gaat kloppen als de roffel van de trom bij de aankondiging van iets groots.
Deze roffel is als de grendel van het hek slaan zodat in mijn fantasie de dam doorbreekt.
De aren verzamelen zich tot schoven om in uitzinnige blijdschap een rondedans te maken rond…mij?
Dansen ze voor mij?
Oh, zie je wel, daar komt het bijenvolk weer aan zwermen.
Hun geel en zwart gestreepte lijfjes worden voortgedreven door tere en fragiele vleugeltjes, in hun transparantie een eigen spel spelend met de stralen van de zon.
Hun gonzend gezoem is als een orkest waar ieder zijn eigen instrument tot in perfectie bespeelt.Mijn stem barst als vanzelf in een loflied uit:
“Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde mijn leven:
Heeft mij in’t licht in de korf van de bijen verheven.
Hij die mij leidt,
Zodat mijn hart zich verblijdt,
Hij heeft zijn woord mij gegeven”Het klapwieken van de vleugeltjes is als het in de handen klappen voor de Koning de Koningen.
Ik hef mijn ogen op en daar staat hij, glimlachend van verukking om het dansen van de schoven en het applaus van mijn metgezellen.Oh nee, mijn ongebreidelde fantasie heeft weer een loopje met me genomen.
Het is de landeigenaar die me steels bekijkt alsof hij kijkt naar een ren met vrolijk kakelende kippetjes.
Of in dit geval één kip die het hoogste gekraai kukelt om de aandacht van het haantje te trekken.
Ik ken mezelf niet meer terug…heb ik de bleuheid in Moab achtergelaten?
“Dat komt er nou van Ruth” roep ik mezelf tot de orde.
Onwillekeurig wapperend met mijn armen, als zwaai ik de zwerm bijen weg en de schoven weer op hun plek voel ik mijn wangen gloeien.
Door het openvallen van mijn schort liggen de verzamelde aren als afgerukte palmtakken aan mijn voeten.De man komt glimlachend dichterbij en helpt me met het verzamelen van mijn buit.
In het bukken kruisen onze blikken zich, waarna ik van verlegenheid me haast niet meer op durf richten.
” Wees niet bang Ruth, lk heb goede berichten over je gehoord.”
zegt hij met een diepe warme stem.
Ontroering maakt zich van mij meester, waardoor ik mijn wangen nog meer voel gloeien.
Nu moet ik oppassen en mijn hoofd erbij houden, wat voor een meisje als ik een enorme opgave is…
Maar ja, wat wil je als de knappe landeigenaar me net betrapt heeft, en ik hem meteen een inkijkje in mijn ziel gegeven heb.Ik geloof dat ik snel naar mijn schoonmoeder moet gaan om haar te vertellen van deze dag.
” Kom je morgen terug Ruth?” vraagt hij?
Ik stamel maar wat alsof er niets van het stoere kipje over is en ik als een kuiken gauw terug wil naar mama hen.
Na me nog zijn naam genoemd te hebben ga ik gauw naar huis, waar Naomi op me wacht.Onderweg komt het bijenvolk me weer vergezellen.
” Een nieuwe koningin, een nieuwe koningin ” zoemt het in mijn hoofd.
Ik kan het niet helpen dat de naam van de landeigenaar me als zoete honing op de tong is.
” Boaz…Boaz, fluister ik.
Diep in mijn hart hoor ik tonen van de harp en een stem zingt:
” looft looft nu allen God.
Met blijde lofgezangen…”Het is alsof door onzichtbare handen een stukje van een verduisterend gordijn is opengeschoven.
Voorzichtig door de opening kijkend, zie ik bloed stromen uit een kruik zonder bodem.
Kletterend spat het neer op een gouden deksel waarna het druipend de aarde rood kleurt.
Ik ben ontzet over die eindeloze stroom bloed en doe verschrikt een stap naar achteren.
Een stem , mooier nog dan die van Boaz, zegt “ wees niet bang mijn dochter, kom dichterbij”
Schoorvoetend steek ik mijn hoofd door de opening van het gordijn en probeer het tevergeefs verder te schuiven.
De stem zegt ” zover is het nog niet Ruth”
Dan zie ik tot mijn verbazing 2 engelen die met hun gouden vleugels het bebloede deksel bedekken.
De rood verzadigde aarde brengt bedwelmend geurende witte rozen voort die fris en fier op hun ranke stelen naar me wuiven.De stem, van boven het deksel, zoet als honing en krachtig als de donder, zegt: ” mijn liefste Ruth, Ík heb je uit Moab gehaald.
Je zult bloeien als een roos.
Zwermen hongerige bijen zullen in jou verzadiging vinden waardoor de honingraat zal druipen van de zuiverste honing.
Uit alle volken zal men komen om je zoete goud te proeven.”
“Wat moet ik daar voor doen Heer?”vraag ik bedremmeld.
“ Niets meer dan de koningin van de korf zijn, niets meer…!”Er staat iets groots te gebeuren!
Wat dat is weet ik nog niet, maar ik mag er deel van zijn om te delen!
Oh,ik dans naar Naomie als op een net geboende vloer van de balzaal.
” Ik ben zijn roos, ik ben zijn roos…, zijn koningin ben ik!”
De gerstekorrels in de aren dansen mee in mijn rijkgevulde buidel alsof een tamboerijn me begeleidt in mijn vreugde roep.
“Ik ben zijn koningin, en druip van zoete honing.
Hij heeft het zelf gezegd…!”( wordt vervolgd)