” Mijn God, mijn God, waarom heeft u mij verlaten?”
Waarom…
De zoon van God laat hier zien dat niets menselijks hem vreemd is.
Hij is naast God zelf mens, en schreeuwt “waarom”
De eenzaamheid van het bestaan zonder God wordt hier pijnlijk duidelijk!De schreeuw van God zelf is hier ook duidelijk, de pijn van liefdesverdriet hangt hier aan het kruis.
Het liefdesverdriet van een God, die de aarde als een prachtige tuin,met alles erop en er aan schiep, met maar één doel, de mens…
Plezier met en voor de mens, van hart tot hart spreken met hem en haar, mensen die met elkaar in vrede leven in een wereld waar “zweten voor eten” vreemde woorden zijn.Deze pijn van een God die sprak, en zie, het was!
De vraag van God, de Vader van Jezus Christus zoals die al aan de eerste Adam werd gesteld, “mens, waar ben?”
Dit intense verdriet van een God die de rug werd toegedraaid door wie hij zelf als zeer goed geschapen had.
De boosheid over het veraad, om zijn volmaakte schepping vrijwillig door de mens in de klauwen van de vijand gelegd, kon maar op één manier genezen worden: hij zelf moest de hemel, zijn woonplaats verlaten, om door zijn eigen schepping, de mens, gedood te worden.
Om zijn eigendom terug te veroveren, moest hij zelf de ultieme prijs te betalen.
Als een mug die je uit je slaap houdt liet hij zich zelf in de pijn om het overspel en de ontrouw aan hem, een goede God, aan het kruis nagelen.
Weg met die mug, pets…bloed aan de muur, je eigen bloed!” Oh mens, oh mens waarom heb je mij verlaten?
Waarom pleegde je overspel met mijn vijand?
Waarom gaf je het volmaakte dat ik je gaf over aan het verderf?”Hier, hier hangt hij, de Tweede Adam, zichzelf offerend op het hakblok van dat verraad.
Kapot en afgeranseld door het liefste dat hij had, de mens…
Gekroond met de doornen van het verderf dat zijn mooie schepping in een vernietigende greep houdt.
Zijn bloed kleurt de aarde van dit verderf rood…Dood moest hij, dood moest zijn schepping!
Niets mocht meer overblijven van het offer op het brandofferaltaar; het opgerichte kruis op de heuvel Golgotha.
Weg met deze God, weg met deze mens…
Gooi hem buiten de heilige stad Jeruzalem, zodat de tempel zuiver blijft.
Ver weg van het heilige der heiligen, waar we zelf van bloed voorzien om onze zonden weg te wassen.
Weg van het gouden deksel, de heilige plaats, aan het oog van God onttrokken door de bedekkende vleugels van de cherubijnen.
We betalen zelf wel voor onze verzoening…Een luide roep doet de aarde trillen op zijn grondvesten.
Uit de tot niemand gemaakte woeste leegte aan het kruis klinkt krachtig als het geluid van de bazuin:
” Het is volbracht ”Zoals het rollen van de donder langs de hemel de wolken vaneen scheidt, zo scheurt het dikke voorhangsel voor het heilige der heiligen doormidden.
Van boven naar beneden uit elkaar gereten, alsof een krachtige hand, sterker dan zonde, schaamte en schuld er schoon genoeg van had, zo hangt het met goud doorstikte gordijn in 2 gerafelde vodden aan de gouden ringen, verbogen door het geweld
De ark van het verbond, al eeuwen aan het zicht onttrokken, en nu voor iedereen te zien, heeft zijn gouden glans verloren door het vieze geronnen bloed, eenmaal per jaar door de hogepriester vers gesprenkeld bovenop dat van vorig jaar.
Door het schudden van de grond, barst het in dikke donkere korsten uiteen, het heeft zijn waarde verloren.
De aardbeving doet de graven van de heiligen zich openen om op de paasmorgen samen met Jezus opgewekt en levend in Jeruzalem te verschijnen.
Als voorafschaduwing van het eens…” Het is volbracht”
Dat wat iets was is nu niets.
De oude schepping sterft in deze overwinningskreet.
” Het is volbracht”
Hier sterft niet één mens, God die in zijn zoon afrekent met de zonde, hier, aan het kruis vindt een massamoord plaats.
Opdat uit deze totale teloorgang en verwoesting van het oude iets nieuws geschapen kon worden.De schepper van hemel en aarde waste niet maar alleen de zonde weg zoals éénmaal per jaar verzoening plaatsvond in het sprenkelen van dierenbloed op het verzoendeksel.
Er moest recht gedaan worden, de macht van de zonde moest gebroken worden, en alleen Hij zelf kon dit doen in zichzelf.Deze vreugde stond Jezus voor ogen, totale vernietiging van het verderf, zodat in deze nieuw ontstane leegte iets compleet nieuws geschapen kon worden.
Daarvoor moest hij in zich zelf, als God én mens, deze vernietiging teniet doen, als enige macht boven Satan.Doordat hij stierf, stierf ook ik.
Doordat hij opstond uit de dood leeft deze kracht, die hem uit de dood opwekte, ook in mij.
Door zijn dood heeft hij de machten en krachten die mij aanklagen te kakken gezet.
De mond van satan is gesnoerd!Met hem sta ik op het krukje van de rechtvaardigheid.
Zijn mantel is mijn mantel, waardoor ik, zoals een moeder haar kind warm houdt onder haar mantel, en aan haar borsten drinken laat, met hem één ben onder die jas.
Er is nog ruimte genoeg, de koninklijke stof is erg rekbaar.
Kom jij ook?
‘En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeën, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden, en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad, waar zij aan velen verschenen.’
Matteüs 27:51-53 NBG51
http://bible.com/328/mat.27.51-53.nbg51