U zei de Glorie.

Afgelopen woensdag was ik aanwezig in een dienst ter nagedachtenis aan een oudere zuster van onze gemeente.
Omdat ik nog maar kort lid ben heb ik haar niet persoonlijk gekend, daar ze vanwege haar hoge leeftijd niet meer in de diensten aanwezig was.

Omdat ik mijn meeleven met de familie wilde tonen, ging ik naar de begrafenisdienst.
Maar eerlijk; ik vond het tevens een heel mooie kans om door de week naar de kerk te mogen gaan.
Ik heb moeite met het zondagse “ tot zondag”

Aangekomen in het oude kerkje kregen we de liturgie van de dienst, die ik benieuwd naar de beleving van de overleden zuster, en haar familie doorlas.
Al had ik verder niets van de dienst meegemaakt, de liturgie was al prachtig!
Vol psalmen en liederen van troost, bemoediging en glorie voor God.
De organist speelde orgelkoralen van J.S. Bach;
Jesus Christus unser Heiland,
Nun komm, der Heiden Heiland,
en bij het door de mannen van de familie binnendragen van Moeder en Oma; “Vor deinen Thron tret’ ich hiermit.”

Door de nabestaanden werden bijzonder liefdevolle woorden van herdenken en gedenken gesproken, waardoor me een beeld geschetst werd van een vrouw die in haar leven diep lijden heeft gekend, en overeind gebleven is doordat zijzelf gekend werd door haar Heer en Heiland, Jezus Christus.
Wat ging ik houden van deze vrouw, mijn zusje, die inmiddels Thuis is!
Daar waar ze al jaren naar verlangd had, en waar Jezus haar heeft opgewacht,thuis, waar Hij ook mij eens begroeten zal…

De bijbel lezing was uit Psalm 121 en Openbaring 21, woorden van uitzien en troost op een plaats waar uiteindelijk alle tranen gehuild mogen worden die we hier huilen, op schoot bij Papa.
De plek aan het hart van Vader, degene die elke traan in een flesje bewaard, omdat het tranen van zijn kinderen zijn, te kostbaar om nutteloos ter aarde te vallen.

Ondertussen gebeurde er van alles in mijn eigen hoofd en hart.
Ik ben een beeld-denker, waardoor ik niet alleen de begrafenis van mijn oude zuster als medelid van de gemeente mee beleefde, maar tevens mijn eigen begrafenis voor me zag, of in ieder geval erover fantaseerde.

Stel dat ik onverwachts kom te overlijden, wie mist mij, wie vindt mij?
Wie zou mij de kerk binnen dragen?
Wie zou in liefde woorden van gedenken spreken over mij?

Dat alles is nog niet eens het belangrijkste in vergelijking met mijn verlangen dat uiteindelijk één naam genoemd wordt: Jezus!
Ik hoop dat hij verheerlijkt gaat worden, zoals dat ook gebeurde in deze dienst.
Niet op een voetstuk en onbereikbaar, maar oh zo dichtbij.
Aanraakbaar, zoals de baar in de dienst toen deze vlak naast mij het gangpad doorging.
Bij aanvang keek ik op de achterkant van de dragers en mijn voorganger, bij het verlaten van de dienst en het dragen naar de begraafplaats keek ik in hun ogen.
Ik kon hen allen aanraken.
Ook de baar met mijn overleden zuster!
Zo dichtbij is Jezus dus, zelfs, of juist in het eind van iemands bestaan hier op deze aarde.
En toch zo oneindig ver, twee werelden die elkaar raken, de één zichtbaar met het natuurlijk oog, de ander alleen zichtbaar met ogen van het hart.
Omdat mijn hart vol van Jezus is, was deze onzichtbare wereld daarom voor mij erg tastbaar.

Bij het open graf ervoer ik, hoe tegenstrijdig dat klinkt, de meeste troost.
Mijn hart zong voortdurend het lied, dat we ook in de dienst gezongen hadden:” U zij de glorie, opgestane Heer.
U zei de victorie, nu en immermeer”

Hoe dichtbij is Jezus juist daar, in de zwarte aarde van de door hem zelf geschapen grond.
De grond, waarin het zaad gezaaid, eerst moet sterven voor het opkomt en vrucht draagt.
Hoe dichtbij is daar de kruisheuvel Golgotha, waar Jezus als het Lam Gods geslacht werd voor mij…
Dood gegaan als een niemand, een niets, om daarin iets geheel nieuws tot stand te brengen.
Zoals in het begin de aarde werd geschapen uit het woestledige, zo werd uit de verwoesting aan het kruis iets geheel nieuws geschapen.
Bekrachtigd in de opstanding van de gekruisigde Jezus, God en mens tegelijk.
Als zaad gezaaid in de zwarte aarde, gestorven om vrucht te dragen voor het eeuwig leven.
Opdat ik in hem, mijn Jezus, mijn Heiland ook vrucht mag dragen.
Wat hou ik van Hem!
En wat is mijn heimwee naar het eeuwig bij Hem zijn aangewakkerd.

Daar te zijn, en alle tranen als kostbaar in zijn ogen nogmaals te mogen huilen.
Aan zijn borst gierend uit te halen en mijn ogen uit mijn kop te janken.
Op schoot van Vader, waar Hij mijn tranen, in zijn handen tot een kommetje gevormd, op zal vangen, om ze voor eeuwig te bewaren in zijn tranen-kabinet.
Waarna Hij mijn ogen drogen en mijn wangen kussen zal, zoals alleen een Vader dat kan.
De Vader van Jezus,
Mijn Vader…

Opgedragen aan Egbertha Gerritdina van Ekeren-Heslinga
13 maart 1922 / 5 september 2018

Auteur: tinyonline

Ik word blij van zelf nadenken i.p.v. napraten

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: