Waar is dat feestje?

Ze zeggen wel eens: ‘als er één schaap over de dam is volgen er meer,’ maar dat geldt dan zeker alleen voor de andere negenennegentig bolletje wol, want mijn pootjes willen alleen maar de andere kant op gaan!
Gewoon in mijn eentje, doen waar ik zelf zin in heb!
Ik ervaar de zorg van de herder zo langzamerhand als knellende banden die me beletten een beetje plezier te hebben.
Ik heb toch zeker zelf ook nog een eigen wil?
Deze eigen wil gaat dwars tegen die van de herder in, en zegt me dat ik recht heb vandaag mijn eigen pad te kiezen!

Pompidompidom blê, de wereld is van mij!
Ik voel me opgelucht en verlost en beslis me nooit meer door iemand te laten knechten.
Het gras lijkt wel groener nu ik het zelf uit kiezen mag, het water in de beek helderder en frisser.
Ik vier dartelend mijn vrijheid, en begin zelfs een beetje boosheid te voelen over de lijdzame volgzaamheid van de kudde de herder maar zomaar overal te volgen.

Ondanks dat het al begint te schemeren, ga ik nog niet slapen.
Nee zeg, dat is haast zonde van de verloren tijd, waarvoor ik nu juist alle tijd heb die in te halen.

Opeens is het koud en donker, en met tegenzin moet ik toegeven dat ik toch wel een beetje bang begin te worden.
Ik hoor geluiden die ik nooit eerder hoorde, en voel de sfeer om me heen veranderen.
Stiekem denk ik aan de herder en zijn stal, en krijg heimwee naar de knusheid van het bij elkaar aan schurken van de kudde.
De vrijheid van toen het nog licht was, verandert in een gevoel van diepe eenzaamheid, waardoor het vrij zijn plotseling knellend is.
Beangstigend zelfs, nu de loerende ogen van de wolf de enig waarneembare lichtpuntjes zijn in deze steeds donkerder wordende wereld om me heen.
Net wanneer ik denk een veilig plekje te hebben gevonden trap ik op een voor mij uitrollende slang die me sissend uitlacht.
Verschrikt zet ik het op een lopen en bedenk in een steeds groter wordende paniek dat ik niet eens weet of ik wel de goede kant ik op ren.
Omdat het zwart van de nacht me als kille muren omsluit, is iedere kant de verkeerde en bots ik op de een na de andere zelf gekozen begrenzing.

Wat ben ik dwaas geweest, de beschutting van de kudde als een gevangenis te zien.
En wat schaam ik me dat ik de herder niet gewoon vertrouwend volgde, maar ging denken dat hij mij mijn vrijheid misgunde.
Oh, wat begin ik te verlangen naar zijn geruststellende stem…
Was ik maar gewoon veilig in de omheining van de warme stal.
Terwijl ik dacht dat de herder de uitgang als een cipier bewaakte, belette hij juist de wolf het als ingang om te roven en te verslinden te gebruiken.
Geen enkele roofdier waagde het dichterbij te komen, terwijl ik me nu vrijwillig aan deze verdelger overgeleverd heb.

In mijn keel begint jammerend een angstig blêren, dat eer ik mijn mond open doe gesmoord wordt in plotselinge handen die me voorzichtig optillen.
Voor ik het beseffen kan lig ik op de sterke schouders van de herder, en laaf ik me aan zijn lieflijke en tegelijk zo stoere geur.
Zijn baard kriebelt mijn door zijn met beide handen vastgehouden pootjes, waardoor ik als een warm dekentje om zijn nek hang.
De woeste krullen van zijn haar kietelen mijn ogen, en opeens word ik mij gewaar dat mijn geur eender aan de zijne is.

Wat voelt het vertrouwd op zijn brede schouders gedragen te worden, en zijn stem geruststellende woordjes te horen fluisteren.
Deinend op de cadans van zijn vastberaden loop hoor ik hoe hij me al langer door had en me, toen ik er slim tussenuit dacht te glippen, met een schreinend hart liet gaan.
Oh, wat schaam ik me nu over mijn domheid te denken dat zijn omheining een gevangenis was.
Wat voel ik me schuldig tegenover mijn herder, die ik verdacht van me mijn eigen wil te misgunnen en me mijn eigen ruimte daarin af gepakt had.
Hij troost me liefdevol en zegt me dat ik me niet hoef te schamen, maar me koesteren mag in zijn omarming.
Voortaan wil ik alleen nog maar bij hem zijn, wetend dat dat de enig plek is waar de wolf geen poot binnen de deur krijgt en de slang zijn sluwheid af moet leggen tegen het waakzame oog van mijn herder.
Alsof hij mijn gedachten lezen kan vraagt hij me of hij me wat mag laten zien, waarna hij me zijn handen toont, vol littekens van wonden door bijtende wolven.
Zijn voeten zijn gehavend door de beten van de slang, die opgerold wachtte tot hij toehappen kan.
Uit een bron van eeuwige liefde zie ik tranen opwellen en teder in mijn oor fluisterend zegt hij:
‘Dat heb ik allemaal voor jou gedaan, mijn lieveling.’
Het lispelen van zijn stem geeft me koude griezeltjes, die mijn bange hartje verwarmen als het vroege lentezonnetje in mei.
‘Wilt u dat nog een keertje in mijn oor fluisteren?’ vraag ik verlegen, waarna hij me glimlachend opnieuw en opnieuw doet griezelen van plezier.
Het is net als iemand de stuipen op het lijf jagen, maar dan andersom…

Oh wat hou ik van mijn herder, die al deze wonden opliep om mij op zijn schouders naar de stal te brengen.
De enige plek waar de begrenzing veiligheid en beschutting biedt en ik net zoveel ruimte in mag nemen als ik zelf wil.
Aangekomen wordt ik juichend begroet door de andere negenennegentig wolletjes, waarvan ik nu pas zie dat ieder zijn eigen kleur heeft.
‘ mag ik vannacht nog om uw nek blijven hangen herder?’ vraag ik verlegen?
‘Dat mag, net zolang je wilt’ zegt hij knipogend.
Dat wil ik, voor altijd dichtbij zijn kriebelende krullen en warme stem. zijn.
Voorzichtig streel ik over zijn wangen en trek met mijn pootjes aan zijn terugverende pijpekrullen.
‘dat is lekker’ zegt hij, ‘doe dat nog eens’
Mijn herder…

Auteur: tinyonline

Ik word blij van zelf nadenken i.p.v. napraten

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: