Gisteren zag ik vanuit mijn venster een peperdure auto het parkeerterrein van het appartementencomplex waar ik woon oprijden.
Het leek wel alsof de chauffeur eerst de wasserette had aangedaan, zo prachtig glansde het ivoorwitte lak van de Audi Q7.
Benieuwd wie deze auto toebehoorde, zag ik de chauffeur uitstappen waarbij zijn omhooggerichte blik de mijne kruiste.
Even nog geneerde ik me voor mijn nieuwschierigheid, maar zijn knipoog en vriendelijk lachende mond moedigden me aan snel naar de gallerij aan de voorkant van het gebouw te rennen.
Benieuwd naar waar de schauffeur aan zou bellen, hoorde ik verbijsterd mijn eigen intercom rinkelen waarna me even later door wit gehandschoende handen een goudpapieren envelop werd overhandigd.
Je zal wel popelen van nieuwsgierigheid naar de inhoud van de brief toch?
Nou, dat zal ik je vertellen, maar bekijk me eerst maar eens goed!
Ja, nu valt je mond open hè?
Je vraagt je natuurlijk af hoe ik aan deze prachtige koningsblauwe jurk kom en waar mijn zilvergelakte laarsjes gekocht zijn.
Je wilt ook vast wel weten wie mijn haren zo mooi opgestoken heeft en door welke edelsmid mijn schitterende oorhangers en bijpassend collier en armband gemaakt zijn.
Oh, je hebt ook zo’n envelop gehad?
Wat gezellig, dan gaan we gaan samen naar het feestmaal van de Koning!!
Geweldig!
Je wordt dus ook zo door de chauffeur in zijn prachtige Q7 opgehaald!
Maar…het is toch wel vandaag of heb ik me vergist?
Dus toch vandaag, maar dan heb jij toch ook een compleet nieuwe outfit gekregen?
Huh?
Die heb je in de kast gehangen en nu ga je gewoon in je dagelijkse cloffy?
Wat zeg je me nou?
Je vindt het nogal verwaand dat ik me zo opgedoft heb en moet een voorbeeld nemen aan jou eenvoud en nederigheid?
Je denkt dat ik op deze manier in een goed blaadje bij de Koning probeer te komen door me mooier voor te doen dan ik ben?
Maar lieve buurvrouw, ik heb deze mooie kleren van de Koning zelf gekregen, dus waarom zou ik ze dan niet aantrekken?
Oh, ik hoor de bel al.
Wat spijtig dat je nu geen tijd meer hebt om je om te kleden.
Ik hoor je zeggen dat jij in plaats van net als ik de hele dag voor de spiegel te staan, je tijd beter besteed hebt aan stille tijd voor de Heer, en je daarom geen nieuwe outfit hoefde?
De Koning zal dan vast wel erg in zijn nopjes zijn met jou!
Laten we dus maar snel instappen…
Wat een uitbundig welkom wachtte ons bij de poorten van het paleis!
Ik voel me zelf bijna een Koningin!
Als ik me in de plafondhoge spiegels van de prachtige hal zie voel ik mijn borst zwellen van dankbaarheid en eerbied voor mijn gulle Koning.
Jammer dat ik meerdere mensen zie die het niet nodig vonden zich op te doffen.
Ik voel verdriet want wat zal de Koning daar nou van vinden, vraag ik me af.
Heeft hij zoveel moeite gedaan in het uitzoeken van al die prachtige outfits, en het is gewoon in de kast blijven hangen.
De tranen biggelen zomaar ineens over mijn wangen wanneer ik me bedenk hoe teleurgesteld de Koning zal zijn.
Gelukkig komt de chauffeur met een zijden doekje de tranen van mijn wangen vegen om zo het zorgvuldig opgebrachte make-up te redden.
Hij heeft zich omgekleed en ziet er prachtig uit in zijn gouddoorstikt op maat gemaakt pak.
De biezen aan de zijkant van zijn pantalon lijken wel diamanten linten, zo mooi!
De manchetten van zijn zijden overhemd steken net onder de mouwen van het colbertje uit en ik ontwaar dezelfde vorm diamanten knopen als die van mijn eigen sieraden.
Ik staar naar zijn prachtige goed verzorgde handen en voel een verlangen in mij opkomen de waarschijnlijk lang geleden opgelopen littekens voorzichtig te kussen en strelen.
Hij reikt me uitnodigend zijn arm en brengt me naar de met het fijnste linnen gedekte tafel, waarna hij me vraagt hem nog even tijd te geven de andere gasten ieder persoonlijk aan tafel te nodigen.
Vol bewondering kijk ik mijn ogen uit naar het flinterdunne porselein, fonkelend kristal en kunstig uitgesneden zilver.
De gasten in hun dagelijkse kleren schijnen zijn aandacht overdreven te vinden en wimpelen de uitnodigende arm zelfverzekerd af.
Met hun neus in de lucht zoeken ze dicht bij elkaar aan het eind van de tafel zelf een plekje.
Ik hoor hen tegen elkaar fluisteren;’Wie denkt hij wel dat hij is, gewoon een chauffeurtje die een beetje belangrijk loopt te doen.
Wij zijn toch niet voor hem, maar voor de Koning gekomen?’
Ze schuiven het porselein, kristal en zilver aan de kant waarna ieder zijn eigen meegebracht camping servies voor zich neer zet.
‘Dan breken we tenminste niets van de kostbaarheden van het paleis, want stel dat we daarna de rekening gepresenteerd krijgen.’
Het lijkt de behulpzame chauffeur, die nu als tafelheer gedienstig de mensen terwille is, niet te deren want gemoedelijk en vriendelijk legt hij hun ieder even de hand op, waarna hij naast mij plaats neemt.
Waauw, ik kan een gilletje van opwinding niet binnen houden; het is de Koning zelf en hij zit naast mij!
Hij glimlacht ondeugend naar mij, en zegt; ‘dat wist je niet hè?’
Ik voel me helemaal op mijn gemak en schaamteloos geef ik hem een dikke pakkerd.
Mijn gestifte lippen laten een bloedrode afdruk achter, en schaterend keert hij me de andere wang toe, waarna ik hem vertederd om zijn kinderlijk plezier nog een dikke kus geef.
Hij schijnt het supergrappig te vinden, want hij belooft me zijn gezicht na nu nooit meer te wassen.
We hebben bijzonder veel pret samen, alsof we elkaar al van ver voor mijn geboorte kennen.
Ontzet en met stomheid geslagen staren de gasten aan het andere eind van de tafel de Koning aan, waarna ze over elkaar heen buitelen in hun welgemeende excuuses en verontschuldigingen.
Als ze geweten hadden dat hij de Koning is waren ze echt wel eerbiediger geweest, en hadden ze hem met meer respect behandeld, maar ja, hoe konden ze dat nu weten?
Het lijkt net alsof ze beledigt zijn om het het spel van de Koning en hem zelf de schuld geven van waarom ze hem niet herkenden.
De ene belofte na de andere belofte rolt over de tafel, terwijl de Koning ondertussen vriendelijk glimlachend zwijgt.
Hij klapt in zijn handen, het sein voor de tafelwachters om de kristallen bekers vol te gieten met zoet en kruidig geurende wijn terwijl de bedienden uit de keuken schalen versgebakken brood voor ons neer zetten.
De Koning geeft me zijn eigen beker waaruit ik gretig drink, waarna hij de schalen met brood doet rondgaan.
Mjammie, ik heb niet eerder zulk smakelijk brood gegeten!
Ik kan er niet genoeg van krijgen en stop het ene na het andere brokje in mijn mond.
Het lijkt wel alsof ik nooit vol word van dit brood en bij iedere hap mijn binnenste totaal vernieuwt wordt.
Ik ben benieuwd of de andere gasten ook zo genieten van wat de Koning ons voorschoteld maar bemerk verbaasd dat de bekers en schalen onaangeroerd blijven…
De Koning staat bedroefd op en roept; ‘alle dingen zijn gereed, eet en dink toch lieve gasten!’
Zijn oproep lijkt in het luchtledige te verdwijnen waarna hij liefdevol vraagt waarom zijn gasten het brood en de wijn aan zich voorbij laten gaan.
Één van de genodigden, blijkbaar hun leider, antwoord met van nederigheid druipende stem:’ Majesteit, we danken u eerbiedig voor uw uitnodiging en bieden u onze verontschuldiging voor onze lege handen.
We zijn het niet waard met u aan te zitten, vandaar dat we u eerst nog enkele cadeaus willen geven.
Mogen we daarom naar onze huizen terug om alsnog de nieuwe kleren aan te trekken en u onze eigen schatten aan bieden, zodat we daarna samen eten kunnen?
Omdat we ons zo schamen voor onze tekortkomingen begrijpen we dat we het verdiend hebben om alleen nog op onze knietjes van de kruimeltjes onder de tafel te mogen eten…’
Oh bah, wat walg ik van deze valse nederigheid en hoop in stilte dat de Koning iedereen eruit laat gooien.
Stiekem reken ik daarop want wie laat zich nou zo beledigen?
Maar de Koning slaat zijn handen voor zijn gezicht en begint onbedaarlijk te huilen.
Zonder schroom stromen dikke tranen van verdriet als uit een niet te stoppen waterval over zijn wangen.
Ik bedenk me dat hij me zojuist nog beloofde mijn kussen nooit meer van zijn gezicht te wassen, maar ontdek dan beschaamd eenzelfde hoogmoed als de andere gasten te koesteren.
Zijn betraande ogen zoeken de mijne en in een flits zie ik Jezus zich omdraaien naar Petrus, nadat die hem driemaal verlochende.
Ik kan niet anders dan voor hem neer knielen om met mijn losgetrokken haren zijn betraande wangen te drogen.
‘Dankjewel,’ fluistert hij me toe.
‘Wil je wat voor me doen?
Strooi al het brood onder de tafel, dan gaan allemáál van de vloer eten’
Ik doe wat hij me vraagt, waarop hij als een hondje zijn mond begint te vullen met de kruimels onder de tafel.
Ik wacht niet op wat de anderen gaan doen en kruip ook onder de tafel om me samen met hem tegoed te doen aan de smakelijke kruimels.
Eer ik me af kan vragen wat de andere gasten nu gaan doen, valt iedereen als een joelende en huilende roedel hongerige hondjes op de knieen en wordt het een gekte van hebikjoudaar onder de tafel.
Wat een feest, uitbundiger en vrolijker dan elk eerder partijtje!
Iemand stoot me aan en lachend vallen mijn buurvrouw en ik elkaar in de armen.
Het geeft niet dat beide onze hoofden daarbij tegen de onderkant van de tafel knallen, want niemand stoot zich hier onder de tafel nog een buil.
De Koning steekt ook zijn zijn hoofd omhoog en begint te juichen als een blij hondje dat zijn verloren roedel terug gevonden heeft.
Met onze monden vol gillen en schreeuwen we allemaal met hem mee, zo blij zijn we met een Koning die zich niet schaamt om kruipend als een hondje feest met ons te vieren.
Het lijkt wel alsof de kruimels zich vermeerderen dus er ligt nog genoeg hier onder de tafel.
Kom je ook?
Je vindt het toch niet erg om op je knietjes te gaan hè?