Samen delen/Voedselbank.

Vorig jaar juni, na mijn wekelijk bezoek aan de Voedselbank, kwam ik er thuis achter dat de bak overrijpe aardbeien en los neergelegde al net zo overrijpe abrikozen en enkele kiwi’s, zich als een fruit-smoothie over de rest van de boodschappen had uitgespreid.
Het was de druppel die de emmer van pijn, vernedering om het handje ophouden, en de eis dankbaar te ‘moeten ‘ zijn, over liet lopen.
Ik heb zo vreselijk gehuild…

Daarna schreef ik het volgende blog wat heden ten dage nog net zo actueel, of misschien nog wel meer actueel is.
Ik heb namelijk nooit een antwoord gekregen op mijn vraag welk getuigenis er van de kerk in het algemeen uit gaat, wanneer ze haar eigen leden naar de Voedselbank laat gaan.
Wanneer je, zoals ik ook in mijn blog schrijf, de gemeente uit Handelingen 4 aanhaalt, moet ik dat zien als een droombeeld zoals een gemeente misschien wel zou moeten zijn, maar als ideaalbeeld toch echt niet haalbaar is.
Zelf zie ik dat anders.
Ik lees de Bijbel niet als droombeeld van hoe het zou moeten zijn, maar als aanmoediging en bemoediging hoe we in verbondenheid met Jezus en elkaar gemeente mogen en kunnen zijn zoals beschreven in Handelingen 4.

Mijn blog haalde zelfs de krant (ND 5 juli 2019) en riep grotendeels iritatie en zelfs openlijke vijandschap op.
Hier en daar was er wat goed bedoelde verontwaardiging en zeiden mensen dat ze het nooit zo bekeken hadden.
Jammergenoeg is deze verontwaardiging en het ongemakkelijk voelen over nood van de naaste meestal maar van korte duur, en blijft alles gewoon bij het oude.

Ik ben overigens daarna niet meer naar de Voedselbank gegaan.
Het was lichamelijk en emotioneel te zwaar.
Ik ben daarbij nog steeds van mening dat de Voedselbank enerzijds een geweldig goed initiatief en anderzijds een groot gevaar voor de volksgezondheid is.
Dit omdat ik zelf ervaren heb dat je wel genoeg te eten krijgt, maar door alle overbodige zoet, zout en vet ondervoed raakt.



Voedselbank

De gemeente uit Hand. 4 :32-34 wordt vaak als een droombeeld van een goed functionerende gemeente gezien.
Ze waren één van hart en geest en deelden al hun bezittingen met elkaar.
Wat was het geheim van de eerste kerk?
Men stond in vuur en vlam voor Jezus en sprak vrijmoedig over Hem.
Vervuld van grote genade, was het niet moeilijk om wat men zelf bezat te delen met elkaar.

Als zogenaamd onder aan de samenleving bungelend kerklid roept het lezen van Hand.4 bij mij de volgende vraag op;
‘welk getuigenis gaat er van de kerk van vandaag uit, wanneer haar eigen broers en zussen naar de Voedselbank moeten gaan om daar op hun beurt wachtend, de door hun eigen kerk gedoneerde boodschappen op te halen?

Ik woon zelf om de hoek van de kerk, net als de meeste van ons, waardoor het afgeven tijdens de maandelijkse inzameling een makkie is.
De Voedselbank is 6 kilometer verderop.
Omdat ik grotendeels afhankelijk ben van de Voedselbank moet ik dus iedere week, weer of geen weer, 12 kilometer fietsen om het pakket op te halen.
Het voedsel pakket bestaat voor het overgrote deel uit blikken soep, blikken groenten, deegwaren, potten sauzen , gezoete ontbijtgranen, chips koekjes, en verder houdbaar eten.
Aangevuld met leftovers uit de supermarkten zoals afgekeurde groenten en fruit, waar degene met een wat meer gevulde portemonnee in de winkel hun neus voor ophalen.
Van wat de Voedselbank mij biedt, kan ik tevens iedere avond te zoete en te vette snacks eten, ware het niet dat ik dit soort boodschappen na het eerste jaar 10 kg. te zijn aangekomen niet meer meeneem.

Ik heb er moeite mee, met de Voedselbank.
Goed bedoeld, daar twijfel ik niet aan, net zomin als aan de welwillende offervaardigheid in de kerk.
Maar ik heb een vraag;
Wie dien je met die offervaardigheid?
Ik vraag dat omdat mij nog nooit gevraagd is wat voor impact het op mezelf heeft dat ik naar de Voedselbank moet gaan.

‘Hoe ervaar je dat als steeds afhankelijk van wat anderen je toebedelen?
Eet je wel gezond met wat je van ons krijgt?’

Ik probeer deze nooit gestelde vragen hier te beantwoorden:
‘Ik ben blij dat jij/u als lid van de kerk mee doet aan de inzameling.
Tegelijk vraag ik me af; voor wie u/jij dat doet?
Voor de kwetsbare medemens of ook voor jezelf?
Begrijp me goed, het gaat niet om goed/fout.
Je medemens dienen is bijbels, maar zelf ook lid van een kerk, voelt het voor mij vaak alsof die paar boodschappen doneren, tevens een soort afkopen is van een fnuikend schuldgevoel over eigen rijkdom en bezit.
Dat baseer ik voorzichtig op de vaak naar mij gemaakte opmerking dat het zo fijn voor míj is dat er in ieder geval nog een Voedselbank is.
En wat als ik er helemaal niet blij mee ben?
U/jij hebt me dat toch nog nooit gevraagd?
Ik vind het nl. verschrikkelijk!
Het is iedere week weer een confrontatie met de onmacht van het onderaan de samenleving bungelen.
Een samenleving waar het haast onmogelijk is zelf beslissingen te nemen over wat ik wel of niet fijn vind, wat er gegeten wordt, en waar mijn geld naar toe gaat.
Een samenleving waar instanties, deurwaarders en ontelbare loketten de baas over mijn leven zijn geworden en daar zelf een dikke boterham aan verdienen.
Deze genadeloze samenleving botst zo met wat Jezus zegt in Handelingen 4, en botst daarom ook zo met wat ik in de kerk zie gebeuren.
‘In de kerk zijn we één grote familie waar we voor elkaar zorgen’ hoor ik dikwijls roepen.
Is dat zo?

Wanneer ik temidden van overwegend Arabisch sprekende mannen en zwart gesluierde vrouwen in de Voedselbank wacht op mijn beurt, maak ik mij juist zorgen om de kerk.
Mijmerend over Hand.4:33 ; ‘de apostelen gaven een krachtig getuigenis van de opgestane Jezus’ verlang ik zó naar dat getuigenis in onze kerken.
Ik geloof dat niet alleen ik, maar velen met mij, dan niet meer elke week 12 kilometer hoeven te fietsen voor de leftovers van de rest van het welvarende land als ons Nederland dat is.
De reden voor geen gebrek verheugd me nog het meest;
Op ieders lippen het krachtig getuigenis van de opstanding van Jezus.

En de menigte van hen, die tot het geloof gekomen waren, was één van hart en ziel, en ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk. En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote genade over hen allen. Want er was ook niet één behoeftig onder hen; want allen, die eigenaars waren van stukken grond of van huizen, verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten der apostelen; en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte.’
Handelingen 4:32-35 NBG51
https://www.bible.com/328/act.4.32-35.nbg51


https://www.nu.nl/eten-en-drinken/4949105/klanten-van-voedselbank-eten-ongezonder.amp

Auteur: tinyonline

Ik word blij van zelf nadenken i.p.v. napraten

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: