Piano Concerte no.21 in C Major
Mijn Heer is dood.
Ze hebben Hem gekruisigd en daarna hebben we hem in het graf gelegd.
Dat is nu 3 dagen geleden.
Alles is voor niets geweest, het is één groot zwart gat.
Net zo zwart als het gat waar ik nu in kijk, het open graf.
Vanmorgen ben ik naar deze tuin gegaan om bij Hem te zijn, ik wilde Zijn dode lichaam aanraken, koesteren en balsemen.
In mijn radeloosheid en wanhoop was ik vergeten dat een grote steen het graf ontoegankelijk maakte, een steen die ik onmogelijk zelf weg kon rollen.
Maar nu is het graf open, de steen is weg gerold, en ik kan zomaar naar binnen.Het gat is donker en laag, ik moet me bukken om in het graf te kunnen komen.
Mijn spieren doen zeer van dat bukken, en mijn ogen moeten eerst nog even wennen aan de duisternis van deze kille ruimte.
Onwillekeurig gaan de rillingen me over de rug, dit is een ruimte waar ik helemaal niet wil zijn!Een stem in mijn binnenste, een lieflijk geluid uit een ver verleden lijkt het wel, herinnert me aan Leven en nooit meer dood.
Hoe kan het dan dat ik hier in het hol van de dood ben en geen hoop op leven meer heb?
Geen hoop in het heden, geen hoop voor toekomst…Ik verbaas me ook helemaal niet over de engel in het graf.
Niets is meer ongewoon, mijn ratio is toch al van slag, dus dit kan er ook nog wel bij.
De engel zegt iets tegen me;
“Wat kom je hier doen, dit is echt een verkeerde plek voor je.
Kom, draai je om,richt je op, want je zoekt het te laag.”Mijn stijve spieren uitrekkend kruip ik uit de opening van het graf, toch nog even achterom kijkend in het donkere gat.
“Nee, je zoekt het te laag” zegt de engel weer.Het volle licht van het ochtendgloren doet haast zeer aan mijn ogen, zo heb ik mijn best gedaan in de duisternis van het graf te turen.
De morgenzon koestert me en mijn lijf begint zich te ontspannen.
Het is vreemd, en ik voel me er bijna schuldig over, maar ik geniet van dit moment.
Ik glimlach voorzichtig naar de zon, toch nog een beetje bang dat ik, nu ik zo verdrietig ben ook niet een beetje blij mag zijn.Een vreemde sensatie maakt zich daarom meester van mij.
Verdorie, ik heb toch recht op die pijn?
Ik ga toch maar weer even kijken in het graf…
Bukkend draai ik me weer om, maar word tegen gehouden door de engel.
“Je zoekt te laag”
Nu doet weer alles zeer van het bukken naar de donkerte van het graf…
“Maar…ik mag toch zeer hebben?
Het is toch verschrikkelijk wat er gebeurt is?
Weet je wel hoe ik me voel vanbinnen?
Je moest eens weten wat deze gebeurtenis met me gedaan heeft!”
Ik schreeuw mijn gepijnigde ziel eruit naar de engel.
Het enige wat hij zegt is;
“Je zoekt te laag”Wat moet ik nu doen?
Alle onrecht me aangedaan komt naar boven.
De gezichten erbij verscheuren me als wolven die vechten om mijn toch al dode botten.
Alle slagen me door zelfs door geliefden toe bedacht, het schrijnt mijn ziel.
De wonden rijten weer open en ik heb geen pleisters genoeg om ze te bedekken.
Steeds wanneer ik denk dat het nu toch wel eens voorbij is met die pijn, gebeurt er wat, en bloedt het weer uit één of meerdere wonden.
De kras op mijn ziel is alsof er een kras in mijn grammofoonplaat zit, waardoor het maar niet lukt te genieten van Mozart’s prachtige eenentwintigste Pianoconcert in C Major.
Ik wil het wel, en weet dat het zou moeten, maar…
In mijn frustratie begin ik aan de korsten op mijn armen te krabben…“Je zoekt te laag” klinkt het weer…
Plotseling, alsof het licht aan gaat, besef ik dat ik bloed omdat ik zelf zit te krabben.
Ik heb een wond die al bijna geheeld was zelf geopend toen ik me bukte in het graf.“Inderdaad” zegt de engel, “je zoekt te laag”.
In het zonnetje richt ik me weer op en ervaar een weldaad aan licht en warmte.Vanachter een bloeiende rozenstruik komt me een bijzonder aantrekkelijke man tegemoet.
Is hij hier zomaar of…
Ja, hij is hier voor mij!
Hij zocht mij!
Hij nodigt me naast hem te komen zitten op één van de bankjes onder de met blauwe druif en clematis begroeide poortjes en pagoden.
De geur van de witte rozenstruiken betovert me haast, terwijl de Annabellen naar me wuiven zoals alleen Koningin Wilhelmina dat kon doen.
Vlinders in de meest prachtige kleuren vliegen af en aan terwijl de zoemende bijen duikvluchten uitvoeren in de kelken van roze en rode tulpen.
Een merel zingt het hoogste lied in verrukking over het net uit het ei gekropen jong.
Boven in de cipressen dartelen witte duifjes koerend van plezier terwijl hoog in de lucht een adelaar zijn vleugels spreidt en gedragen door de wind zijn majesteit toont.Ik kijk verlegen opzij en bemerk dat de man die me hier bracht ook naar mij kijkt.
Zijn ogen lopen over van erbarmen en mededogen.
Hij noemt mijn naam…
“ Tiny…”
En dan, in die stem zie ik het…It is Him!
Hij, die ik zocht in het graf.
Hij was daar niet, ik keek inderdaad te laag.
Jezus is hier, in het volle licht en zet mij ook in het licht.
Ik, die in het donker zocht naar erkenning vind hier in het licht erkenning in de Ene.
Ik, die me bukte in het graf om mijn recht te halen in wat dood brengt, word door Hem recht gedaan in zijn blik van ontferming.Maar…mijn nagels tasten naar een korst op mijn voeten.
Wanneer ik me buk om te krabben, houdt hij me liefdevol tegen.
“Mag ik je wat vragen Tiny?”
“Nou ja, vooruit dan “ stamel,ik bedremmeld.
Geloofde je me toen ik riep “Het is volbracht?”
“Ja, natuurlijk, Heer U weet toch dat ik dat geloof?”
“ Dan mag je alle pijn je aangedaan aan mij geven”
“ Maar Heer…”
1000 redenen heb ik dat niet te doen, 10.000 zelfs!
Met tranen in zijn ogen zegt hij
“ Al had je maar één reden lieveling, dan nog wil ik dat je mij je kras op je ziel geeft.
Hij is namelijk niet van jou deze kras.
Hij is van mij, ik heb er voor betaald, dus is hij van mij!”Alles in mij komt in opstand, het is mijn, mijn,mijn!
“Je houdt iets vast wat niet van jou is maar van mij.
Ik heb er recht op want ik heb de rekening betaald mijn duifje”Zijn ogen vol tranend erbarmen dwingen me tegelijkertijd de waarheid van zijn woorden te erkennen…
Ik wil niet afgeven wat hij in het warenhuis van mijn verleden voor mijn neus heeft weg gekaapt.
Krampachtig houd ik vast waarvoor hij de rekening heeft betaald.Ik geef me over en leg alles in zijn doorboorde handen.
Het is waar, ik heb geen recht op iets wat ik niet betalen kan.
Het brengt me in de schuld, terwijl hij allang betaald heeft.
Ik zie het bewijs in zijn open handen.
Dankbaar pakt hij het aan, alsof het het meest kostbare cadeau is wat hij ooit ontvangen heeft.Verlegen bedenk ik me dat het de omgekeerde wereld is.
Een cadeau?
Het is helemaal geen cadeau!
Hij heeft zelf de rekening betaald, dus is het rechtens van hem!
Hij kust me liefdevol en zegt me dat hij nog nooit zo blij is geweest, waarna hij zijn schat in een kluis legt.
De kluis wordt bewaakt door 2 engelen met een vlammend zwaard.
Ik kan er dus nooit meer bij!Sjonge, wat voel ik me plotseling licht!
” Je was een beetje dom” grinnikt hij.
“Je verleden, je heden en je toekomst zijn van mij, mijn duifje”
Schaterend gooi ik me in zijn armen, en bemerk dat alle spierpijn van het eindeloos bukken verdwenen is.
Mijn littekens zijn geheeld en in plaatst daarvan zie ik diamantjes schitteren waarin het licht van zijn lieve ogen weerkaatst.
Ik ben vrij.“Zullen we nu samen naar het eenentwintigste Piano Concerte van Wolfgang Amadeus Mozart luisteren ?” vraagt hij.
“In C Major?”
Ja, dat gaan we doen!
Samen zwijmelen.
Lekker hoor,
Mmm
Prachtig….in 1 woord omschreven
LikeLike
Thanks Sister
LikeLike