We ‘mogen weer’ of ‘het kan nu weer.’
Uitdrukkingen die je nog al eens hoort sinds we terug zijn in het ‘oude normaal’ en op een enkele aan het Stockholm syndroom lijdend persoon uitgezonderd, liefst net doen of Corona nooit bestaan heeft.
Vandaar dat we door de volgende lockdown op de hielen gezeten aan een inhaalrace bezig zijn van verre vakanties, vliegreizen, evenementen, concerten, bioscoopbezoek, feesten en etentjes,
Ieder vinkt tevreden af wat hij of zij op de zelf bedachte Bucket-list heeft staan.
Nu het weer mag, móet het ook!
Niks mis mee natuurlijk, het is fijn dat we weer een beetje plezier mogen maken.
We mogen dus ook weer naar de kerk, tenminste, gedreven door een honger naar zuivere prediking móet ik naar de kerk.
Welke kerk maakt me niet uit, als er maar recht gepreekt wordt en hoop ik, veel gezongen uit de oude psalmen.
Liefst oude berijming, want vanwege ‘versje 10’ in mijn school rapportje kan ik de meeste uit m’n hoofd meegalmen.Vanwege dat (heilig)moeten stapte ik een paar weken geleden op de fiets, om naar een mij geliefde prediker te luisteren in een dorp verderop.
Halverwege besloot iemand uit de hemelse gewesten mijn honger naar Gods Woord op de proef te stellen en belandde ik middenin een ijskoude wolkbreuk.
Ik herinnerde me het gelukzalige moment van mijn doop en riep naar omhoog dat een tweede keer een beetje erg overdreven was.
Ondanks dat bleef het met bakken uit de hemel komen en omdat ik me niet door en door nat wilde laten regenen, dook ik van lieverlee maar de dichtstbijzijnde kerk in.Ach, had ik maar rechtsomkeert gemaakt en was ik toch maar voor het schermpje gaan luisteren naar John MacArthur.
Daar waar ik hoopte ondergedompeld te worden in het bad van het Woord belandde ik van de regen in de drup.De dienstdoend ouderling in mijn schuilkerk heette me hartelijk welkom en vroeg me belangstellend naar de reden van mijn kerkbezoek. ‘Tja, ik hoop een goede preek te horen.’
Hij vertelde me dat er Avondmaal was, waarop, volgens goed evangelisch gebruik, een blij verrast ‘hallelujah’ uit mijn mond flapte.
Het was sinds de kerk haar deuren in het slot gooide, immers de eerste keer dat ik weer een dienst meemaakte waar de Maaltijd des Heren stond aangericht.
En jawel, niet alleen de hotemetoten in Den Haag en de WHO gaven me toestemming tot deze Heilige viering, omdat ik bevestigend antwoordde op de vraag of ik belijdenis had gedaan, kreeg ik ook van de kerkenraad toestemming mee te eten en drinken van het lichaam en bloed van Christus.
Met dit free ticket op zak zocht ik blij gemoed en vol verwachting een plekje in de halfvolle kerk.Bij het zien van de lange tafel voorin de kerk, maakte mijn nieuwe hartje duizend vreugde sprongetjes.
Het sneeuwwitte tafelkleed waarop het glanzend zilver van bord, schenkkan en drinkbeker deed mijn hongerige ziel verlangen naar de ‘eens en voor eeuwige bruiloft van het voor mijn zonden geslacht en opgestane Lam, mijn Heiland en Heer, Jezus Christus.’Maar dat de viering van de Maaltijd des Heren hier beneden nog niet eens een schaduw is van de viering daar boven werd me meer dan ooit pijnlijk duidelijk in deze bewuste dienst.
Aan het begin van de tafel stonden 2 mandjes waar ieder vóór me iets uitpakte en in de hoop op een gouden greep deed ik dat ook.
Bij het zien van wat ik in handen had, wist ik vervolgens niet of ik lachen of huilen moest, het was een in zipzakje en afgesloten minibekertje verpakt Heilig Avondmaal.
Iemand had, klaarblijkelijk geheel volgens de regels van de WHO, het lichaam van Christus in keurige vierkantjes gesneden en daarna verdeeld in zoveel zakjes als het belijdend ledenaantal plus een eventuele gast.
Omdat het precies dezelfde zakjes waren waar de koffieshop een gedroogd plantje in verhandeld, moest ik er heimelijk wel om lachen.
Evenzo was het plastic mini-cupje gevuld met een slokje bloed van Christus en daarna ter voorkoming van allerlei onheil keurig afgesloten.Daar ging mijn hoop en verwachting op kruisbesmetting…het Avondmaalsstel stond er dus alleen maar voor de show…
Net zoals vroeger de Hogepriester de enige was die in het Heilige der Heiligen komen mocht, waren het alleen de (ontsmette) handen van dominee die de glans van het zilver aanraken mochten.
Niks geen gemeenschap in het doorgeven van die heerlijke schaal en kostbare beker.
Ieder voor zich was bezig met hoe je fatsoenlijk en toch nog eerbiedig zo’n zakje open doet, wat natuurlijk een bijna hilarisch geritsel van jawelste opleverde.
Eenmaal de kostelijke inhoud in mijn mond kwam ik niet toe aan langzaam kauwen en bezinnen, al rap moest immers het dekseltje van het bekertje.
En mijn hemel, hoe doe je dat?
Volgens mij was iedereen vooral bezig met hoe mors ik dat rode goedje niet op m’n zondagse goed, en al helemaal niet openlijk zichtbaar op het gladgestreken tafellinnen.Alhoewel ik met vele mensen aan één tafel zat, ervoer ik in dit alles een enorme pijn en eenzaamheid.
Onwillekeurig voelde ik me onderdeel van de aardappeleters van van Goch, we zaten gezamenlijk aan één tafel maar er was met niemand contact.
Het glimmend gepoetst zilver van het Avondmaal stel verloor alle glans en deed me denken aan de vervormde werkelijkheid in de lachspiegels van pretparken.
Maar nee, pret was er voor mij niet te beleven in de ‘veiligheid’ van dit contactloos vieren en gedenken van de dood en opstanding van onze Heer en Heiland Jezus Christus.
Eerder een onveilige verlatenheid waarbij je je eenzamer alleen voelt dan alleen eenzaam, daar waar het de bedoeling is de gemeenschap der heiligen te beoefenen.Gelukkig is er altijd mijn dierbare Jezus, Die, om mij voor eeuwige verlatenheid te behoeden, in Zijn verlatenheid van lijden en sterven, weer terug bracht in de helende gemeenschap met Vader.
Of om in hogere sferen te spreken: ‘forever High…’
👆🏽Laughed cried sighed and reflected.
Tiny. You wrote it well. Congrats on second baptism🤣
LikeLike
👑👑👑👑👑
LikeLike
Mooi stukje, zo is het.
LikeLike
😇😇😇😇
LikeLike