Een huis voor de Mus.

Als musje hoef ik me nergens zorgen over te maken.
Overal vind ik kruimeltjes brood, vooral daar waar na het ontbijt het tafelkleedje buiten wordt uitgeklopt is het smullen geblazen kan ik je vertellen.
Dan moeten de mensen natuurlijk s’morgens niet van die nieuwerwetse fratsen eten zoals yoghurt met Crusly.
Nee, het beste is een huis waar s’nachts de geur van vers gebakken brood hangt, want dan weet je dat de broodbakmaschine een mooi broodje klaarmaakt.

Terwijl s’morgens de rest van het gezin kibbelt wie het eerst douchen mag, een iedere dag weerkerend vermakelijk ritueel, dekt moeder de tafel, na eerst het vanacht gebakken brood uit de machine te hebben gehaald.
Trotst, warm dampend en knapperig vers staat het op tafel temidden van de bekers melk, de glazen thee, bordjes, bestek en beleg.
Wanneer iedereen frisgewassen aan tafel zit, (behalve moeder, die gaat straks heerlijk relaxen in bad) pakt vader het broodmes en snijdt het dampende brood aan.
Oh, dat geluid en die geur…het water loopt me in mijn snaveltje.
Ik hou het niet meer en zou wel naar binnen willen vliegen, maar dat is me al eens duur komen te staan!
Terwijl ik in een snelle spurt mijn landingsplaats al uitgekozen had, bovenop het versgebakken brood natuurlijk, knalde ik tegen een onzichtbare wand en viel versuft ter aarde.
Ik begrijp nog steeds niet wat er gebeurde, en waar die muur vandaan kwam, maar in het gezin ontstond ook grote consternatie.
In paniek rende men naar buiten en boog zich eensgezind over me heen.
” Hij is toch niet dood mam” huilde de jongste waarna de papa van het spul me voorzichtig in zijn grote knuisten nam.
Ondertussen kwam ik weer een beetje bij mijn kwievieven, maar deed nog even met alsof, deze koestering wilde ik zo lang mogelijk laten duren.
” Zullen we voor het musje bidden?” vroeg het middelste kindje, dat meteen de handjes vouwde en met een vanzelfsprekendheid van kind tot vader dankte voor mij en meteen ook maar even voor het lekkere brood.

Vanaf die dag ben ik vaste gast zodat ik weet dat na de loting om het kapje, waarna de gelukkige zijn schat goed beschermen moet en deze maar zo snel mogelijk kan verorberen, de volgende plakken brood zijn uitgedeeld,wordt de eerste gang ook voor mij uitgeklopt.
Moeder heeft speciaal daarvoor een theedoek onder de snijplank gelegd, waardoor de kruimels goed opgevangen mijn deel zijn.
Één van de kinderen mag de theedoek vlak voor de deur uitschudden waar ik al fladerrend en hippend mijn kostje afwacht.
Mijn hele familie eet mee van deze lekkernij, zodat we vrolijk kwetterend over zoveel geluk ons buikje vullen met de knapperige kruimels.
Nadat de familie het brood half opgegeten heeft, en de andere helft in de diverse broodtrommeltje is verdwenen, lezen ze nog samen uit een prachtig boek.
Ieder om de beurt leest een stukje waarbij de anderen geduldig luisterend wachten op hun beurt.
Nadat de familie binnen samen de tafel afgeruimd heeft, klopt moeder het tafelkleed uit en pikken we buiten ons toetje.

Wanneer het mooi weer is is het nog gezelliger, dan eten we allemaal buiten en buitel ik uitgelaten over zoveel geluk van bordje naar bordje.
Ik zal nooit vergeten dat op een dag het verhaal uit dat mooie boek over mij ging, nou ja, niet speciaal over mij, maar toch wel…
Het ging over een musje!
Een musje dat een plekje gevonden heeft in een heel prachtig huis, waarnaar degene die het verhaal geschreven heeft altijd heimwee heeft.
Zijn ziel smacht elke dag te wonen in dat huis, waar een altaar staat voor de Heer van hemel en aarde, en waar iedere dag vrolijke gezangen klinken voor die Heer.
Hij zegt dat hij zelfs liever één dag op de drempel van dat huis woont, dan duizend dagen op een plek waar men geen weet heeft van dat andere prachtige huis met het altaar.
En het musje in dat verhaal woont daar, in dat schitterende huis, tegelijk met een ander vogeltje, een zwaluw.
Die heeft zelfs een kunstig nest gebouwd bij het prachtige altaar, een nest waar haar jongen onbekommerd groot mogen worden op de veiligste plek ter wereld.
Ik was erg ontroerd door dat verhaal , omdat ik ook gemaakt ben door de Heer van dat mooie huis uit het verhaal.
Ik wil niets liever dan zingen voor hem!

De hele familie was net als ik erg geraakt door het verhaal.
Het jongste kindje moest zelfs huilen omdat ze ook graag in dat mooie huis wilde wonen.
De vader en moeder hadden ook tranen in de ogen, tranen van verlangen.
Alsof ze een soort heimwee hadden naar een vakantie in een zó mooi oord, dat niets anders daar meer aan tippen kan.
Weet je wat de vader toen zei?
Zo mooi!
Hij vertelde aan de kindjes dat zij nu zelf dat huis zijn waar de Here God in woont.
En toen vertelde hij ook over een ander vogeltje, een duifje…dat duifje is een beeld van dat je zelf een huis van vlees en bloed bent waar de Heer woont.

Één van de kindjes werd toen zo blij, en riep: “dus het musje dat iedere dag bij ons de kruimeltjes brood eet woont ook in zo’n mooi huis, net als in het verhaal!”
Ik kwetterde het uit, en mijn familie musjes ook!

Omdat ik zo’n mooi zorgeloos mussen-leventje heb ga ik vandaag extra mooi zingen voor mijn Maker en hem danken dat ik ook in een mooi huis woon, net als dat musje uit het verhaal…

Psalm 84

Voor de koorleider.
Op de Gittit. Van de Korachieten. Een psalm.

Hoe liefelijk zijn uw woningen, o Here der heerscharen! Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des Heren; mijn hart en mijn vlees jubelen tot de levende God.
Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen neerlegt: uw altaren, o Here der heerscharen, mijn Koning en mijn God. Welzalig zij die in uw huis wonen, zij loven U gestadig. sela Welzalig de mensen wier sterkte in U is, in wier hart de gebaande wegen zijn. Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen; ook hult de vroege regen het in zegeningen.
Zij gaan voort van kracht tot kracht en verschijnen voor God in Sion. Here, God der heerscharen, hoor mijn gebed, neem het ter ore, o God van Jakob! sela O God, ons schild, zie en aanschouw het aangezicht van uw gezalfde.
Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend (elders); ik wil liever staan aan de drempel van het huis mijns Gods dan verblijven in de tenten der goddeloosheid. Want de Here God is een zon en schild, de Here geeft genade en ere; het goede onthoudt Hij niet aan hen die onberispelijk wandelen. Here der heerscharen, welzalig de mens die op U vertrouwt.’
‭‭Psalmen‬ ‭84:1-13‬ ‭NBG51‬‬

Ho, stop, alleen voor heilige mensen!

Zoals elke andere zondag ben ik ook deze morgen naar de kerk gegaan, de plek waar mij geleerd is wat mijn enige troost is in leven en sterven.
” Dat ik met lichaam en ziel niet van mezelf, maar het eigendom van Jezus ben en Hij zelfs de haren op mijn hoofd geteld heeft” zegt zondag 1.

Leven en sterven…
Sinds ik gescheiden ben is er iets gestorven in mij, dus weet ik niet meer hoe ik leven moet.
Vanacht heb ik in radeloze wanhoop nog mijn haren uit mijn hoofd getrokken, bossen vol.
Zou God die haren, die nu in plukken bij elkaar geraapt in de prullenbak liggen, ook geteld hebben?
Of zou Hij het aantal van vandaag aftrekken van dat van gisteren?

Vanmorgen vieren we Heilig Avondmaal zegt de dominee bij de aankondigingen.
” We” vieren…
“Dat is helemaal niet waar, dominee, iedereen behalve ik .”
Dat is toch geen We?
Ik ben “in mijn positie”nog wel welkom in de kerk, maar mag zelfs niet eens eten van de kruimeltjes onder de tafel en wanneer de beker van het verbond rond gaat moet ik die gehoorzaam aan de tucht van de kerk aan mij voorbij laten gaan.
Iedere keer wanneer in het afgelopen jaar de Maaltijd des Heren gereed stond, moest ik de uitnodiging aan mij voorbij laten gaan en zat ik alleen in de grote kerkbank.
Daarna schoven de mensen aan beide kanten van mij, alsook voor en achter me, weer in de bank, waarna de andere banken leegliepen, om te eten en drinken van de volgende en volgende gang.
Niemand van hun legde ooit een troostende arm op mijn in elkaar gedoken schouders.

Voorheen,toen ik nog “de vrouw van” was had ik veel vrienden en vriendinnen in de kerk.
Overal was ik welkom, en mijn eigen huis was iedere maandagavond de plek waar we een bloeiende bijbelstudiegroep hadden.

Nu zie ik niemand meer, ze zeggen me niet eens gedag als ze me tegenkomen.
De koster van de kerk die me voorheen joviaal groette, draait zich om wanneer ik de hal van het Godshuis binnenkom.
Mijn beste vriendin stuurde mij een brief vol oordeel en precies weten wat ik nu moet doen:” vasten en boete doen”
Ik voel me een nutteloos prul onderin de afvalemmer waarin ik vanmorgen nog mijn uitgetrokken haren gooide.
Weggegooid door de man die een paar jaar geleden nog beloofde me lief te hebben tot de dood.
Genegeerd door de omgeving die, omdat ze niet weten hoe ze er mee om moeten gaan, maar niet meer met mij om gaan.

Vorige week was het Voorbereidingszondag, waarbij het de bedoeling is dat we bij ons zelf nagaan of we de volgende week, vandaag dus, wel voldoende waardig zijn om aan te gaan.
Waardig…wat is dat dan en hoe moet je dan doen wil je waardig geacht worden?
En door wie?
Door de dominee en de ouderlingen?
De hele kerk?
Iedereen is het er mee eens dat ík niet waardig ben aan tafel te gaan, en mezelf een oordeel eet en drink als ik het wel zou doen.
Terwijl de preek vorige week en ook nu weer, gaat over David die op de vlucht voor koning Saul allerlei ander gespuis als leger onder zich kreeg.
Iedereen die wat op zijn kerfstok had, het uitschot van Israel, vluchtte naar David…

Wacht, wat zegt dominee, even goed luisteren!
” David is hierin het voorbeeld van zijn latere zoon, Jezus de beloofde Messias.
In David, de Gezalfde des Heren, zijn ook de mannen die naar hem toegevlucht zijn geheiligd.
Zo bent u ook geheiligd wanneer u naar Jezus vlucht”

Maar dat is geweldig goed nieuws!
Balsem voor mijn moegeslagen dorstige ziel!
Ik ben ook uitschot en kan maar bij één terecht, dat is toch precies wat dominee zegt?
Dat betekent toch dat niet dominee, maar Jezus zelf aan het hoofd van de tafel staat en juist míj nodigt te komen?
Het is met recht de tafel des Heeren…
Hij acht mij waardig, dus ga ik ongeacht wat de kerk ervan vindt Heilig Avondmaal vieren!
Ik kan zijn uitnodiging niet meer afslaan, dat zegt dominee zelf!

Het is een paar dagen verder na de zondag waarop ik sinds een jaar weer voor eerst gegeten en gedronken heb van het lichaam van mijn Heiland.
Wat een feest was dat aan tafel, het brokje brood dat ik zo lang mogelijk kauwde, smaakte als amandelspijs, helend en zoet.
Gretig als het hertje uit psalm 42, opgelucht dat ik aan de jacht ontkomen was, dronk ik daarna uit de rondgedeelde beker rode wijn.
Mijn hoofd werd opgeheven en mijn schouders rechtgezet door Jezus zelf, omdat Hij heeft gezegd dat ik van waarde ben.
Geheiligd in Hem, zoals het uitschot dat was in de Gezalfde David.
Sinds zondag leef ik met mijn hoofd in de wolken, en ben voor het eerst sinds lange tijd weer een beetje blij.

De bel gaat.
” Ha, dag dominee”
” Mag ik binnenkomen Tiny” vraagt hij.
“Natuurlijk, zal ik uw jas aannemen en koffie zetten?”
Dat hoeft allemaal niet, hij wil alleen maar even iets bespreken zegt hij.
“En je weet toch wel wat dat is Tiny?”
Nee, ik weet het echt niet, we hebben geen afspraak of zo…dus wat komt hij doen?

Met zijn jas aan gaat hij er eens goed voor zitten, ” ja, afgelopen zondag ben je aan tafel gegaan en daar zijn nogal wat brieven over op de kerkenraad gekomen.”
” Oh, hoezo dominee”
” Omdat je in jouw positie niet aan mag gaan wanneer we Avondmaal vieren, dat wist je toch wel?”
Ik wordt koud en warm tegelijk.
Gelukkig niet lauw zoals die gemeente uit Openbaring, bedenk ik me nog snel, eer ik, me van mijn waardigheid bewust zeg: “maar dominee, u preekte over David als voorbeeld van Jezus, waar ik daarna als uitschot naar toe gevlucht ben. Voor mij stond niet u , maar Jezus zelf aan het hoofd van de tafel, de Gezalfde in wie ik geheiligd ben.
En wat me zeer doet is, waar waren die brievenschrijvers het afgelopen jaar dan?
Er is niemand die nog een woord met me spreekt, omdat ik niemand meer zie, of liever gezegd, niemand ziet míj nog…”
De dominee hoort niet eens wat ik zeg en verteld me dat de tafelwachten deze keer niet goed hebben opgelet anders hadden ze me van tafel gehaald.
Terwijl ik denk” hallelujah, volgens mij heeft de Heilige Geest hen verblind” hoor ik dominee zeggen:
” En wat een consternatie zou dat gegeven hebben, Tiny”
Ik kan alleen nog maar uitbrengen “en dat moeten we niet hebben in de kerk, toch dominee?”
Daarna zak ik langs de muur door mijn knieën, en zit als een klein kind op de zojuist onder mijn voeten weggeslagen grond.
De grond waarop dezelfde dominee, door zijn preken over David en zijn leger van uitschot, mijn voeten vast gezet heeft, waardoor ik met vaste tred iedere afkeurende blik negerend naar voren ging, want daar wachtte mijn Jezus met brood en wijn.

Ik kan niet meer stoppen met huilen, zo kapot ben ik.
Terwijl ik mijn verbijstering, pijn, woede en verdriet eruit jank, staat dominee op, trekt zijn jas recht, wenst me nog een gezegende dag, en vertrekt, na hooguit tien minuten binnen te zijn geweest.
Het geluid van de achter zichzelf dichtklappende deur klinkt na als een hamer, die me met één krachtige slag vastspijkert aan het harde hout van de boom van kennis goed en kwaad.

Dominee heeft zijn plicht gedaan, de gemeente is behoedt voor consternatie en ik voor de schande, me bij een volgende keer voor het oog van alle mensen, door de tafelwachten van de tafel des Heeren te laten weren.
De orde is hersteld en de rust bewaard gebleven…


Niet wetend heeft deze dominee me zo’n 20 jaar geleden een enorme dienst bewezen.
Hij gooide mij uit het nest, waarna ik op de rug van een reuzenadelaar werd opgevangen
Hoog in de lucht, schuilend onder Vaders’ vleugels, gedragen door de kracht van Jezus’ liefde, zweef ik daar nog steeds op de warme wind van zijn Geest…

Wie knielt tussen de viooltjes?

Het boek” knielen op een bed violen” van Jan Siebelink, roept bij sommige lezers zoveel weerzin op dat het na een paar hoofdstukken verbijstering verder ongelezen aan de kant wordt gegooid.
De bizarre Godsbeleving van het hoofdpersonage en daardoor de vervreemding van zijn gezin en verdere omgeving, schetsen een wereld die te onwerkelijk voor “normaal” denkende mensen is.
Daarbij komt dat elk voor je eigen beleving bizar verhaal van de ander, het eigen bewustzijn zo opschudden kan dat het veiliger lijkt je te distantiëren van iets wat voor je zelf ongrijpbaar is.

De schijnbaar buiten de realiteit van het gewone leven staande wereld van de vader van Jan Siebekink, is daarentegen voor deze man het “normale christelijke leven” en daardoor voor weer veel andere lezers van dit boek een blik in hun verleden.
Erkenning en herkenning van een opvoeding waar angst voor God met de paplepel ingegoten is.
Niet bewust en kwaadwillend, maar vanuit een vaak diepe eerbied en ontzag voor God.
Deze eerbied en ontzag kunnen nou juist de voedingsbodem worden waarin Satan het zaad van angst en beven zaait, dat vermengt met religiositeit God nooit als Vader zal kunnen zien.

De barmhartigheid en ontferming van een God die Zijn Zoon gaf omdat hij zondaren lief heeft, lijkt in deze streng gereformeerde wereld lijnrecht tegenover een toornend God die de zonde niet ongestraft laat, te staan.
De werkelijkheid is dat het allebei waar is!

God kan inderdaad de zonde niet ongestraft laten, dat is onmogelijk.
Tegelijkertijd toont dat nou juist zijn barmhartigheid en ontferming!
Omdat zijn toorn de zonde en de macht daarachter treft, niet de zondaar zelf.
De zondaar mag juist rekenen op Gods genadige ontferming, omdat het onmogelijk is dat Hij géén barmhartigheid bewijst aan een zondaar die zich bekeert.

Het wonder van de genade is dat God het zichzelf onmogelijk gemaakt heeft níet barmhartig te zijn.
Hij heeft zichzelf in het nauw gedreven om zondaren in de ruimte te zetten.
Waarom?
Omdat zijn liefde voor zondaren, mensen die het compleet verbruid hebben, zó groot is, dat Hij zelf de oorzaak van het zondeprobleem heeft aangepakt.
De veroorzaker van dit kwaad is niet de mens maar Satan de tegenstander van God en daardoor ook van u, jou en mij.
Doordat Jezus als God en mens aan het kruis alle zonde droeg en onder die last een vreselijke dood stierf, is Satan en zijn macht verslagen.
Door Zijn opstanding uit de dood heeft Jezus bewezen sterker dan elke andere macht in hemel en op aarde te zijn!
Daarom, alleen daarom mogen we rekenen op Gods genade en goedheid.
Hij heeft het zichzelf verplicht genadig te zijn!

Dat wetend is er geen enkele reden meer voor angst en beven, we zouden het offer van Jezus tekort doen.
Tegelijkertijd eren we hem wanneer we in diep ontzag voor de Majesteit van God door de knieën gaan, om daarna door deze Koning van hemel en aarde overeind gezet te worden.

Een Koning die met over zijn arm een handdoekje en in zijn handen een waskom met naar viooltjes geurend water, voor me neerknielt om mij het stof van mijn voeten te wassen.
Wat een Koning…

Waarom het kruis?

Verslaafd

Ker(k)mis

Wanneer ik op zondag in de kerk ben fantaseer ik wel eens over het pinksterfeest zoals dat gevierd werd op de dag dat de Heilige Geest in vurige vlammen te zien was op de hoofden van de apostelen.
Fantaseer je mee?

Het is de zondag waarop we volgens de Liturgie Avondmaal vieren.
De dominee bladert in zijn boekje om ons het door de kerkorde opgestelde Avondmaal-formulier voor te lezen.
Onder de kansel zuchtend en met een half oor luisterend, draaien de leden van de kerk wat op hun stoelen, verplicht dit rondje mee te draaien.
Sommigen vragen zich af wie dit ooit bedacht heeft, daar Jezus bij het instellen van het Avondmaal een paar simpele woorden sprak.
“ doe dit tot mijn gedachtenis”
Plotseling begint het in de kerk te waaien zonder dat iemand de deuren tegen elkaar heeft open gezet.
De harde wind rukt het boekje vol formulieren uit de verbaasde handen van de dominee, die zijn hele leven al gebeden heeft om dit moment.
Hij gaat helemaal los, en bij het zien van een vurige vlam op zijn net nog deze week geknipt kapsel, beginnen de kerkleden die hier hun hele leven ook al naar verlangden, te joelen en te gillen van plezier.
De vlam op het hoofd van de dominee slaat over op de hoofden van deze bidders, waarna ze in een kakofonie van onverstaanbare klanken, de dominee voorop, in reidans door de kerk gaan.
In allerlei talen aanbidden ze de Heer, zonder daar ooit een bachelor of diploma op de Theologische Universiteit voor te hebben behaald.((Behalve dan de dominee, die voor deze keer een inboorlingen taal klikt en klakt)
Al spoedig gaan ook bij de anderen de remmen los.

Het is een kermis van uitgelaten blije mensen.
Volwassenen die kinderen worden.
Deftige professoren speciaal door de TU vandaag uitgezonden om te keuren of in deze kerk alles nog wel volgens de regeltje van de kerkorde toegaat, laten elke schroom varen, waarna ze zich in de stoeltjes van de draaimolen al gierend van uitgelaten pret laten rondzwieren.
Afgestudeerde academici staan zij aan zij met eenvoudige ongeletterden in de rij bij de botsautootjes, waarna ze gillend van plezier elkaar de pas afsnijden in hun fel gekeurde voertuigen.
Het reuzenrad draait zijn rondjes zoals nooit eerder vertoond.
Niemand maalt erom dat de bakjes veel te vol geladen zijn, en schommelen op een manier die gisteren nog levensgevaarlijk was.
De gekleurde paardjes draaien luid hinnikend hun rondjes, nog niet eerder zulke vrolijke lasten dragend.

De grijpmachines, die eerder de uit de Action vergaarde prullen nooit prijs gaven, laten met hun klauwen nu automatisch de meest kostbare sieraden, bezet met diamanten en saffieren, in de handen van de glunderende mensen vallen.
Zoals prins Claus zich bevrijdde van zijn knellende stropdas, rukken door hun overgewicht door de kansel gezakte Reformatorische dominees hun witte bef af, die hun( zo dachten ze trots) onderscheidde van de graatmagere Evangelisch in spijkerbroek en T-shirt geklede pastors.
Heupwiegend met de handen hoog in de lucht, bewegen ze zich samen naar het Schommelschip, waar men eensgezind het net aan de andere kant uitgooit.

Oliebollen, rijk bestoven, worden met tientallen opgesmikkeld.
Het vet vermengt met de poedersuiker, loopt in smalle stroompjes langs de monden van de smulpapen, en vormt plasje in de plooitjes en holte van hun keel.
Met de de twaalf manden overgebleven oliebollen wordt een gooi en smijt wedstrijdje georganiseerd, waarna men al spoedig de dominee bij de kladden grijpt en hem onder luid gejoel “stenigt”.
Het spel meespelend laat hij zich ter aarde vallen, biddend om vergeving voor de onwetendheid van het zoveel jaren in de pas lopen van de zelfbedachte regeltjes.

De roze kleurige suikerspinnen vinden gretig aftrek, en groot en klein smeert elkaar het kleverige goedje gierend in de haren.
Spuitbussen worden uitgedeeld, waaruit neon- kleurig poeder de kleding en haren van de mensen er steeds grotesker uit laat zien.
Iedereen omarmt elkaar en blijft aan de ander plakken, maar het maakt niet uit,
#metoo heeft deze dag een hemelse betekenis gekregen.
Alles is omgedraaid.
Hier hebben de mensen van gedroomd, weer zonder gêne kind te zijn, zonder zich te bekommeren wat een ander er van denkt.
De schaamte voorbij ontdekt men verheugd dat de ander net zo is.

Vol zelfspot bekijken ze elkaar in de lachspiegels en slaan elkaar joelend op de borst om hun idiote verwaandheid te denken dat ze in hun eigen gebouwde torens de hemel konden beklimmen om daar hun eigen vaandel te planten.
Wat een hilariteit!
“ wat zijn we dwaas geweest luitjes” roepen ze elkaar toe.
Grinnikend om hun eigen verwaandheid danst men als bevrijde mensen rond het doopvont en spat elkaar nat met de druppeltjes water.
De Avondmaal tafel, waarvan het witte kleed door de heilige wind langs het dak wappert als een sein: “ ik geef me over” gaat uit zich zelf dansend langs de uitgelaten mensen, waarna men zich lachend laat bedienen met de stukjes wit brood en een slokje rode wijn.
Meer kan er ook niet meer bij, de buiken zijn al rond gegeten met de vet en zoete overvloed van de kermis.

Het deert niemand dat de vrome Farizeeën en Farizeeën, met van afkeuring stijf op elkaar geklemde lippen, de spot drijven met de in vuur en vlam gezette mensen.
Laat hen maar zeggen dat de anderen dronken zijn, daarmee zeggen ze geen woord verkeerd.
Jezus stroomt als vreugde gevende wijn door de aderen van deze in hun ogen dwaze mensen.
Hij heeft alles omgedraaid, wat hiervoor nog abnormaal was, is nu normaal geworden, en andersom ook!
De dwaasheid van het Evangelie heeft de kerk verandert in een feestvierend kermis terrein.
Joegheeee….

Ds. J.Catsburg

Zevenentwintig weken zwanger van mijn tweede kindje wist ik dat er iets niet klopte.
Nog meer dan het weten, ik voelde het.
Op controle bij de huisarts werd me gezegd me niet zo druk te maken, waardoor ik weer enigszins gerustgesteld was.
Maar toch…

S’nachts kreeg ik weeën en werd met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
Eenmaal aangekomen in één van de onderzoekkamers kwam de gynaecoloog bij me waarna ze met zo’n toeter op mijn buik luisterde naar de hartslag van mijn kindje binnen in mij.
De woorden die ze toen sprak waren van een niet te bevatten kille waarheid, zoals de hakbijl van de guiotine die in vliegende vaart naar beneden suist en je hoofd van je romp snijdt, waarna het als een voetbal naar de lijn van buitenspel rolt.
“Oh, die vrucht is allang dood”

Verbijsterd over de snelheid waarmee mijn romp gescheiden was van mijn hoofd, lag ik als verlamd in het felverlichte ziekenhuiskamertje
Hoofd en romp als twee verschillende onderdelen uiteen gereten, ik kon niet meer denken.
Maar voelen des te meer, mijn eigen hart, dat tot voor kort in mijn lijf nog in stereo klopte, bonsde nu in mono ongenadig door.
Ik wilde wel dat dat ook gestopt was, tegelijk met dat van mijn ongeboren “vrucht”
Terwijl ik als verlamd in dat verschrikkelijk onpersoonlijke kamertje neergelegd werd, begon in mijn binnenste een strijd op leven en dood.
Mijn eigen hart dat het contact met mijn hoofd en het dode kind in mij verloren had, begon een stille kreet, een schreeuw van hoop en wanhoop, een hysterisch roepen en gillend krijsen.
” Nee nee nee, mijn kind is niet dood, mijn kind leeft”
” Vrucht? Mijn kind! Ik heb geen ananas of een meloen in mijn buik, mijn kind…!”
Stom en mijn keel dichtgeknepen van angst over wat komen ging, groeide van binnen een muur van verzet en bescherming om mijn eigen kloppend hart en om het stilgelegde hart van mijn dode kind.
Alsof ik mijn armen om mezelf en mijn baby heensloeg, om hen voor de harde werkelijkheid te beschermen.
De werkelijkheid van de dood, die onbarmhartig en zonder enige vorm van genade binnenin mij toegeslagen had.
Me zelf als levende moeder scheidend van mijn levenloze kind.
“Een dode vrucht”

Of ik wilde of niet, de natuurwetten deden hun werk, mijn kind moest eruit, zodat ik zelf verder leven kon…
Terwijl ik het beschermen wilde voor de naaktheid van het lawaai en de felle lampen om me heen, voltrok zich toch geruisloos het geboorte proces.
En hoe stil werd het toen.
Oorverdovend stil…
Mijn zoontje hield zijn oogjes met de rossige wimpertjes stijf dicht.
Zijn mondje ging niet huilen, omdat zijn longetjes geen seintje kregen zich te ontplooien.
Als een slappe pop lag hij in de handen van de arts, die mijn kind een vrucht noemde.
Als een slappe pop lag ik ook zelf, schijnbaar zonder enige emotie, in mijn binnenste te schreeuwen.
” Ga huilen, ga huilen”
Mijn zoon hield zijn lippen op elkaar, en ik ook.
Met mijn ogen keek ik, maar weigerde te zien wat ik zag.


Terwijl mijn lijf deed wat het doen moest, en dat wat niet meer leefde uitdreef, ging in mijzelf ook iets dood.
De schreeuw van pijn, verdriet, verbijstering en wanhoop werd omsingeld door een leger van zelfbescherming, dat daarna zijn eigen wetten bepaalde.
De poort werd gesloten om jaren later open te barsten.
Als een vulkaan, waar aan de buitenkant niets te zien is, maar waar in het binnenste langzaam alles tot een kookpunt komt, om daarna zijn lava in een geweldsexplosie vrij te geven, zo barstte jaren later de bom.
Door de opsluiting enorme schade in mijzelf gemaakt, beschadigde het daarna ongewild wie ik lief had.
De omgevingsdruk, niet meer te praten over mijn doodgeboren kind, heeft zowel in mezelf als in de omgeving wonden nagelaten.
Zwijgen maakte dat ik zelf, zowel als de omgeving een masker droeg.
Hoe bevrijdend en helend is het daar samen achter te komen en gezamenlijk de maskers af te gooien!

De dag na de geboorte vroeg ik aan de arts waar mijn kind was.
Niemand sprak verder over het vervolg, terwijl ik mijn zoontje begraven wilde.
” Gaat u er dan ook een zerkje op zetten?” vroeg ze verbaasd…

Ondertussen was mijn lijf moeder geworden en gaf melk.
Alles deed het gewoon, zoals het dat doet na een geboorte.
Met volle borsten en een lege buik, mijn handen bovenop de dekens lag ik verstild in mijn bed, terwijl ondertussen mijn zoontje begraven werd.

Daarna zou de dominee bij mij in het ziekenhuis komen.
Een bezoek dat ik nooit meer vergeten ben, omdat ook hij mij aanraakte en iets sprak…
Ds.J.Catsbug kwam naar me toe en legde zijn grote handen bovenop die van mij.
” Vrouwtje”
Dat was alles wat hij in die eerste ogenblikken zei, “Vrouwtje”

Het gebeurt maar zelden dat een enkel gebaar, een enkel woord, zoveel troost en medeleven uitdrukken, waarna verder praten alleen maar kapot maken wat daarnet uitgedeeld is.
Meer was op dat moment niet nodig.
Iemand raakte mijn verlamde handen die ik beschermend op mijn lege buik gelegd had aan en zag de wond binnen in mij.
Iemand keek in mijn ziel en peilde zonder dat ik de dikke poort open deed mijn verdriet en wanhoop.
Een diep mededogen doorboorde als een liefdespijl de dikke muur om met de punt binnen in de vesting trillend na te veren.

En deze pijl veert nog steeds na.
Omdat deze afgeschoten werd vanuit de hemel, rechtstreeks afkomstig uit het hart van God, de Vader van Jezus Christus de gekruisigde en opgestane Heer.

Wat wilde ik op die dag in het ziekenhuis dat die handen me nooit meer loslieten, dat ze daar voor altijd bleven liggen.
En dat zijn ze ook.
Omdat op dat moment ds.Catsburg Jezus was voor mij.
Zijn doorboorde handen hebben mij in zijn Vader al vanaf de schepping gedragen.
Mijn lege handen, moedeloos bovenop de deken van wanhoop, schuld en schaamte neergelegd, heeft Hij bedekt met zijn liefde.
In zijn kruisdood heeft Hij mijn schuld niet onder de deken geveegd, maar in zich zelf opgenomen om er daarna zelf in te stikken.
Als in een baarmoeder werd Hij in het graf gelegd, een dode zoon.
Maar Halleluja, Hij stond op uit de dood waardoor in mijn binnenste een nieuw leven werd geboren.
De dood is teniet gedaan, Hij leeft!
Hij leeft in mij!

Wat kan ik me verheugen op het weerzien met Marlon, mijn zoon, die leeft bij Vader in de hemel.
Daar mijn tranen te huilen waarna Vader mijn ogen droog dept, en ik mijn zoon ontmoeten zal omdat deze Vader zíjn Zoon gaf als betaling voor en ontmaskering van het kwaad.
In Hem leven en bewegen wij.
Jezus…

Opgedragen aan ds.J.Catsburg.
9 mei 1984 op 55 jarige leeftijd te Garderen overleden.

De brede en de smalle weg.

Als kind was ik vroeger enorm gefascineerd door de plaat van de brede en de smalle weg.
Uren stond ik voor de etalage van de plaatselijke christelijke boekhandel deze afbeelding te bestuderen.
Alsof het de Nachtwacht van Rembrandt betrof, of het Meisje met de parel van Vermeer, ik kon er geen genoeg van krijgen.

Zoals de kunsthistoricus de oude meesters bestudeert, en zelfs digitaal een doek screent in een röntgenapparaat, waardoor we precies weten met welke ingrediënten Rembrandt zijn verf maakte, zo nam ik iedere millimeter van het schilderij ” de brede en de smalle weg” in me op.
Hopend op het antwoord van mijn levensvraag; “hoe kom ik in de hemel?”
De vraag die me vanaf dat ik denken kon bezig hield, omdat ik de logica van de hel als mijn voorbestemde eindbestemming niet recht kon breien in mijn verstand.
Ik weigerde te geloven dat ik geboren was voor de hel, want dat te geloven over een God die me notabene zelf gemaakt heeft, riep in mij een enorme weerstand op.
Ik was altijd bezig met de vraag wie Jezus is en wat Hij in mijn levensverhaal betekent.

Lag het antwoord in de afbeelding van de brede en de smalle weg?
Want het was duidelijk, ik bewandelde of de of de ene of op de andere weg!
Meer wegen waren er niet…
Wat me daarom allereerst verbaasde was dat de plaat dan wel zo heette, ” de brede en de smalle weg”, maar hoe zat het dan met het plein op de voorgrond?
De brede weg eindigde namelijk in de hel, de smalle weg in de hemel.
Maar waar ging je naar toe als je op dat plein, vóór de twee poorten naar beide wegen, dood ging?
Deze vraag kwelde mijn kleine “zondige” hartje, omdat ik me in mijn kinderlijkheid vooral op dat plein het meest veilig voelde.
Daar was alles neutraal en kon het nog alle kanten opgaan.

Wat me ook kwelde was waarom het er op de brede weg veel gezelliger aan toeging dan op de smalle weg.
Hield God dan niet van vrolijke mensen die feestelijk gekleed plezier maakten in de draaimolentjes van de kermis?
De vrouwen op die weg droegen prachtige japonnen in allerlei mooie kleuren, iets wat me enorm aan sprak
Terwijl ik op zondag naar de kerk een hoedje op moest, gingen de dames met hun prachtige hoeden op de brede weg rechtstreeks naar de hel.
In de kerk staken de vrouwen met het ene nog mooiere hoofddeksel dan het andere elkaar vaak naar de kroon, terwijl de vrolijk feestvierende kermisgangers zich van geen jaloezie en nijd bewust plezier rond lieten zwieren, en daarom door de hoeden bedekte hoofden in de kerk hoeren werden genoemd.
Waarom, zo vroeg ik me af, mocht ik geen plezier hebben in het leven?
Plezier is op de plaat automatisch de snelweg naar het eeuwige vuur.
Maar in mijn ogen was het veel leuker op de brede weg.
De prijs die je ervoor betaalde was het het misschien wel waard, je had tenminste lol gehad in het leven zo redeneerde ik.
Maar als ik dan weer het eeuwige vuur van de hel in mijn nek hoorde hijgen, kneep mijn meisjeshartje samen van angst voor die plek van wening en knersing der tanden.
Het korte plezier hier had wel een heel hoge prijs!

Toch maar op de smalle weg gaan wandelen leek me ook niet echt een optie.
Deze weg vol stenen en hobbels is op de plaat enkel kommer en kwel.
Niemand is fatsoenlijk gekleed en aan eten was volgens mij ook gebrek in overvloed.
Juist dat strompelen in allerlei tekorten eindigt op de plaat in de hemel, de plek waar je tot in eeuwigheid gelukkig bent.
Ik vroeg me kinderlijk af waarom ik van God alvast niet een beetje plezier mocht hebben voor mijn dood…
Of was het mogelijk om eerst de brede weg met haar goddeloze geneugten te bewandelen, te dansen in de bankzalen op die weg, en dan op het eind gauw over te steken?
Maar hoe kon ik weten waar voor mij het eind zou zijn?
Wat was dan het meest geschikte plekje om snel het laatste stukje de smalle weg te strompelen?

De afbeelding deed het conflict in mezelf alleen maar escaleren, hoe vaak ik ook smachtend naar een antwoord voor de etalage van die winkel stond.
Mijn ziel onrustig en verslagen vond ook in dit schilderij geen rust.

Tot ik erachter kwam dat deze onrust nodig was!
In alles wat zich afspeelde in mijn hoofd en hartje was het Jezus zelf die mijn zieltje beroerde.
Als Moeder, die s’morgens mijn bordje havermout kookte en om het niet aan te laten branden, met een pollepel over de bodem van de pan roerde, zo roerde Hij met zijn liefdevolle vingers op de bodem van mijn ziel.
Hij is 2000 jaar geleden al voor mij in de hel geweest om daar elke aanklacht te vernietigen en de aanklager te schande te zetten.
Dat deed Hij vanuit een hart vol liefdevolle ontferming voor het meisje dat uren staarde naar de plaat van de brede en smalle weg, en maar één verlangen had : bij Jezus te horen!
Die ene vraag :” vertel mij wie Jezus is” heeft vanaf mijn geboorte mijn leven beheerst.
Ook nu nog, nadat ik Hem ken, omdat Hij mij kent.
Omdat ik steeds meer ontdek dat ik een eeuwigheid nodig zal hebben in mijn zoektocht naar wie Hij is.
Gelukkig heeft Hij deze eeuwigheid zelf in het vooruitzicht gesteld en verlangt Hij zelf, nog meer dan ik verlang naar Hem, naar mij!

Wat ik hier van Hem weet is dat Hij met ontferming bewogen was over het meisje dat vanaf haar geboorte huilde omdat het toen de woorden nog niet had:” vertel mij alsjeblieft wie Jezus is”
Hoe kon ik toen weten dat ik al vanaf de schepping met Hem verbonden ben, en mijn vraag naar wie Hij is daar het logische gevolg van is.

Mijn liefste is van mij
Ik ben van Hem,
Hij
Jezus
De Weg…

lees voor de aardigheid ook eens

Kermis

Crisis.

De laatste tijd wordt op TV veel gesproken over de bankencrisis en dan met name over de hoge piefen, die ongestraft nog gewoon aan het roer zitten in een sector die ze voor een paar jaar terug nog totaal ontwrichten.
Wereldwijd wordt vandaag gesproken over een op handen zijnde nieuwe crisis, wat natuurlijk logisch is wanneer degene die destijds de wetten en regels bepaalden, dezelfde zijn als die van vandaag.
Ik zag een interview bij DWDD, waarvan me vooral bij bleef hoe gewiekst de hotemetoten in het bankwezen de mazen van de wet nét niet overschrijden, en wanneer ze dat wel doen, slim de regels aanpassen om niet vervolgd te worden.
Wat me het meest schokte aan het interview is de gewiekste sluwheid veroordeling te voorkomen.
De regels wel te kennen, maar precies te weten hoe je die omzeilen moet.
Het sjoemelen is haast een tot in de puntjes perfect uitgewerkte kunstvorm geworden in een zelf geschapen koninkrijk waar ieder zijn eigen god geworden is.


In de Bijbel wordt ook gesproken over een koninkrijk.
In o.a. Romeinen 14 staat:

‘Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest.’
‭‭Romeinen‬ ‭14:17‬ ‭NBG51‬‬
http://bible.com/328/rom.14.

In het Koninkrijk van God gelden dus heel andere wetten.
De wetten van de rechtvaardigheid in Jezus Christus, de zoon van God.

Rechtvaardig zijn betekent dat we vrij gesproken zijn door het offer van Jezus, die aan het kruis niet alleen elke zonde droeg, maar tegelijkertijd ook de macht van de zonde verbrak!
Dat geloven en aannemen is rechtvaardiging door geloof, zoals Abraham rechtvaardig genoemd wordt lang vóór de wet van Mozes aan het volk Israël gegeven werd.
Rechtvaardig worden we dus niet door de werken van de wet, maar door geloof.
Geloof alleen!
Door het offer van Jezus staat niets ons meer in de weg tot de troon der genade, waar we vrijmoedig naar toe kunnen gaan.
Zonder angst voor veroordeling omdat elke veroordeling teniet gedaan is aan het kruis.
Wanneer we dit cadeau, ons gegeven door God Zelf, aanpakken leven we in de schuldvrije zône van het Koninkrijk Gods.
Automatisch volgt dan de vrede en blijdschap door de Heilige Geest in ons hart.
We zijn bewoners van een wereld van een heel andere orde geworden, een wereld waar de gerechtigheid van Jezus ons als een jas omgehangen is.
Temidden van een wereld van corruptie en bedrog waarin ieder elkaar naar de kroon grijpt, dragen we de kroon van vrijspraak en blijdschap over die vrijspraak.

Dit maakt dat we andere mensen zijn geworden, geen betere mensen, andere mensen.
Kinderen van God.
De wereld om ons heen ziet dat, en wil dat ook zien.
Onze kleding, de jas van rechtvaardigheid, is een magneet waartoe onze omgeving aangetrokken wordt.
In de Bijbel staat dat de hele schepping wacht op het openbaar worden van de kinderen Gods, omdat uiteindelijk iedereen er naar snakt om die mantel van Jezus vrijspraak omgehangen te krijgen.
Wij, degene die deze jas dragen, mogen aan onze omgeving laten zien hoe ook zij, door te geloven dat Jezus als Zoon van God voor hen stierf, vrijgesproken binnen mogen gaan in het Koninkrijk van God, de schuldvrije zône.

Hoe komt het dan dat we daar als schuldloze vrijgesproken Christenen zo’n moeite mee hebben?
Hoe komt het dat zo weinig mensen in onze omgeving zich jaloers gemaakt afvragen, hoe ze ook die jas aangetrokken kunnen krijgen?
Hoe komt het dat we zo weinig invloed hebben op de wereld om ons heen?
Hie komt het dat we onze aantrekkingskracht verloren hebben?

Jezus zegt in Johannes 8:12 :”Ik ben het Licht van de wereld”
In Mattheüs 5:14 zegt Hij:” Jullie zijn het Licht van de wereld”
Vervolgens zegt Jezus, dat wanneer je een lamp aansteekt je daar geen korenmaat overheen zet, nee je zet de lamp op een standaard zodat het donker om je heen verlicht wordt.
Zoals een stad bovenop een berg duidelijk zichtbaar is, zo is de lamp een lichtbaken in het duister.

Jezus zegt dus dat wij het Licht der Wereld zijn, we zijn het…
Niet dat wanneer we ons best doen, het kunnen verdienen, nee we zíjn het!
Hij zegt ook niet dat we het straks zullen zijn; Nu!
Omdat Hij, Jezus , het Licht der wereld, in ons woont.
Wat van binnen zit komt eruit, het moet er ook uit!

In het zelfde gedeelte staat dat we het zout zijn, vs. 13 van Matt. 5
Jezus zegt ook dat zout nergens meer toe dient als het krachteloos is geworden.

In Openbaring zegt de verheerlijkte Jezus tegen de gemeente van Laodicea

‘Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet!’
‭‭Openbaring‬ ‭3:15‬ ‭NBG51‬‬
http://bible.com/328/rev.3.15.nbg51

Is dit het antwoord op de vraag hoe het komt dat we zo veel aan wervingskracht hebben ingeboet?
Waarom de kerken leeglopen en steeds vaker uit het straatbeeld verdwijnen?
De kerk als gebouw is steeds meer een plaatje van vroeger, een ansichtkaart uit de tijd dat het nog gewoon was op zondag naar de
kerk te gaan.
Als instituut is ze als gevolg van “ de Verlichting” een steeds kleinere rol in de samenleving gaan spelen.

Durven we onszelf de vraag te stellen:”hoe komt het dat haast niemand nog jaloers is op dat wat ons zo uniek maakt, kind van God te zijn?”
Ik denk dat het antwoord ligt in het voor jezelf antwoorden op de vraag:” wat betekent het voor mij persoonlijk dat het Koninkrijk Gods rechtvaardigheid, vrede en blijdschap in de Heilige Geest is?
Geloof ik dat ik het Licht der wereld ben, of heb ik mijn lampje onder de tafel gezet?
Leef en beweeg ik als vrij mens in de schuldvrije zone?”

Ik ben bang dat we, zoals de bijbel het zegt, wereld-gelijkvormig geworden zijn.
Niet wij hebben de wereld om ons heen beïnvloedt, de wereld heeft ons beïnvloedt.
Dat heeft ons lauw gemaakt, vlees nog vis…
De reden en tevens het gevolg daarvan, is zelfveroordeling, omdat we vast komen te zitten in een systeem van schuld en schaamte.
Terwijl Jezus ons in de vrijheid heeft gezet, houden we vast aan de wet van Mozes, alsof dat ons houvast is.
Wanneer we ons daar dan maar zo veel mogelijk aan houden, komt het vast wel goed…
Ik zeg bewust, “zo veel mogelijk”
Omdat het eigen hart sluw en behendig de zelf besliste ruimte om te zondigen tegen de wet goedpraat.
Goed en kwaad steeds tegen elkaar afwegend slaat uiteindelijk de balans negatief uit.
Het gevolg daarvan is een voortdurend zoeken naar hoe ver we kunnen gaan zonder gestraft te worden…

In plaats van de rechtvaardigheid van Jezus aan te nemen, gaat alle energie op aan zelfrechtvaardiging.
Op deze manier kind van God zijn is toch verre van aantrekkelijk?
Voor de buitenwereld is er dan geen verschil meer in hoe we leven, handelen en spreken.

Daar zit een schokkende parallel met het bankwezen.
Is het te zwart wit om te stellen dat we als Christenen net zo goed in het marchanderen met de waarheid zijn, als de bankdirecteuren dat doen in het voortdurend de mazen van de wet oprekken?
Daarmee onze schatten angstvallig voor ons zelf in een donkere kast bewarend, en daarom geen rente opbouwen bij de hemelse bank.

Terwijl we als kind van God vrij zij van de aanklacht van de wet, omdat Jezus de wet vervuld heeft, zijn we toch voortdurend aan het zoeken hoe we onder die wet uit kunnen komen!
Maar lieve mensen, we zijn al vrij!
We leven in de schuldvrije zone!
Daar worden we de gerechtigheid Gods in Jezus Christus genoemd.

Het kennen van goed en kwaad maakt ons niet vrij, De Waarheid maakt vrij!
Wat is die waarheid?
Dat Jezus Christus de vervulling van de wet is en stierf voor u, jou en mij en ons verlost, vrijgekocht heeft uit de macht van de zonde!
We zijn vrije mensen!

Wat zal de kerk aantrekkelijk worden wanneer we fier en trots op het fundament van deze bevrijdende waarheid gaan staan.
Meer dan overwinnaars onze gouden plak, verdiend door Jezus, omhoog houden, en anderen aanmoedigen met ons de schuldvrije ruimte binnen te gaan.
Het koninkrijk Gods léven, omdat Hij ons rechtvaardig gemaakt heeft.

Lees eens wat Jezus zegt als vervolg op :”Jullie zijn het Licht van de wereld”
“Laat je licht schijnen voor de mensen, want dan zullen deze door jou goede werken te zien, God verheerlijken”
Dan vraag je je af;” wat zijn dan mijn goede werken?”
Dat is rusten in het volbrachte werk van Jezus Christus.
Geloven dat Hij aan het kruis elke schuld in zich zelf heeft opgenomen, en vernietigd heeft, waardoor hij zelf een niets werd.
In deze niets-ruimte schiep God een schuldloze ruimte, waar we als nieuwe mensen vrij van elke aanklacht dansen mogen.
Leven mogen, echt leven!
Daarin wordt God verheerlijkt.
Aangetrokken door deze vrijheid mogen we anderen welkom heten in deze nieuwe wereld van vrede en blijdschap in de Heilige Geest.

We hebben een zeer duidelijke boodschap en het antwoord op een steeds grotere onzekerheid van de mensen om ons heen.

Jezus Christus en die gekruisigd!

‘Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.’
‭‭Matteüs‬ ‭5:14-16‬ ‭NBG51‬‬
http://bible.com/328/mat.5.14-16.nbg51

Waarom het kruis?

Stenen of brood en wijn?

De eerste christengemeente groeide zo hard dat de apostelen nieuwe werkers in de kerk van toen aan moesten stellen.
Eén van hen was Stefanus.
In de bijbel staat dat hij vol van genade en kracht was, en daardoor grote wonderen en tekenen deed onder het volk.

Hij viel op kun je zeggen.
Waar hij kwam werd de kracht van Jezus, de gestorven en opgestane Christus zichtbaar.

In Marcus 16 lezen we dat Jezus zijn volgelingen een opdracht geeft, gevolgd door een belofte:

‘En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.’
‭‭Marcus‬ ‭16:15-18‬ ‭NBG51‬‬
http://bible.com/328/mrk.16.15-18.nbg51

Dat is zo mooi van onze God, aan de opdracht is altijd een belofte verbonden.
“ Ga en vertel van mijn goedheid, dan zal Ik zelf je getuigenis kracht bijzetten.
Overal waar je mijn bevrijdende genade aan de mensen verteld, zal ik laten zien dat het waar is wat je verteld.
De goede woorden uit je mond zullen zichtbaar waarheid zijn,
Wanneer je zieken de handen oplegt, zullen ze genezen.
Waneer je in mijn naam boze geesten toespreekt zúllen ze wijken.
In nieuwe talen zul je spreken, zodat ieder in zijn eigen taal het goede nieuws horen kan.
Wanneer ze je gif te drinken geven, het zal je niet deren!
Al deze tekenen zal ik zelf op jou woorden doen volgen!”

Stefanus geloofde deze belofte en deed wat de Heer hem opdroeg.
Het gevolg van deze gehoorzaamheid was dat de Heer zijn getuigenis, zijn woorden, achtervolgde met tekenen en wonderen.

Het religieuze gepeupel, degene die zich voor lieten staan op hun eigen inzichten, degene die ervoor gezorgd hadden dat Jezus, de Zoon van God aan het kruis geslagen werd, ergerden zich natuurlijk groen en geel aan een man als Stefanus.
Weer zo’n fanaat.
Zo iemand die hun herinnerde aan hun eigen onmacht.
Hun eigen inzichten hebben hun harten verhard zodat ze steeds minder ontvankelijk worden voor het bevrijdende Evangelie van de gekruisigde Jezus.
Ze hebben geen redder nodig, ze hebben hun eigen wetten, en zijn hun eigen redder geworden.
Dat ze gevangen gehouden worden in een demonische macht zullen ze maar moeilijk erkennen.

Wanneer Stefanus met een hemelse glans op zijn gezicht zijn prachtig getuigenis geeft vanaf de vroege geschiedenis van het volk Israël tot Jezus, zouden ze jaloers gemaakt kunnen vragen:” vertel ons meer over Hem!
Vertel ons hoe ook wij gered kunnen worden.”

Maar omdat hun eigengerechtigheid nooit die vraag zal stellen, ontsteken ze in woede.
Blinde haat verblind hun zicht zo dat al hun waardigheid aan gort gaat.
De waarheid van het getuigenis van Jezus, zoals Stafanus hun dat verteld, snijdt als een tweesnijdend zwaard hun eigen leugens doormidden.
Het zou hun tot bevrijding en redding kunnen zijn.
Maar omdat ze geen redding nodig zijn verhardt het hun toch al zo harde harten nog meer.

Stefanus volkomen vrij van de situatie waarin hij zich bevindt, ziet ondertussen Jezus in een geopende hemel.
Jezus, staande…
Nergens anders lees je in de bijbel een openbaring van welke apostel ook over Jezus die staat.
Overal lezen we dat Jezus zit aan de rechterhand van God.
Stel je eens voor, Jezus die opstaat van zijn troon om zich voorover te buigen om te zien wat daar gebeurd.
Wat een eerbetoon aan Stefanus!

Hun tanden knersend van woede en bittere haat grijpen de priesters en schriftgeleerden Stefanus beet om hem buiten de stad te stenigen.

Bedolven onder hun stenen van eigengerechtigheid bidt Stefanus een gebed:” Here reken hun deze zonde niet toe”
Zoals Jezus bad:” Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen”


Deze geschiedenis, de steniging van Stefanus, kan maar zo je eigen geschiedenis worden.
Je wordt gestenigd.
Niet letterlijk met echte stenen, maar geestelijk, doordat vanuit je omgeving een stortvloed van veroordeling over je uitgegooid wordt.
Vooral wanneer dat gebeurt door naasten, zoals bij Stefanus door zijn eigen volk, zo kunnen de stenen uit handen van degene die je lief zijn je ten onder doen gaan.
Zoals Jezus, onze redder gedood is door zijn eigen volk, zo kan bitterheid en gal uit de monden van degene die je lief hebt meer zeer doen dan dat onbekenden je belagen.
Onschuldig, en met een zelfverzekerdheid van recht daartoe, wordt je bedolven onder de stenen van niets ontziende haat.

In dit soort situaties is het goed mogelijk dat we terug gaan schelden.
De stenen naar ons gegooid terug gaan gooien.
Waarschijnlijk is dat ook vaak het eerste wat in ons opkomt, verdedigen door zelf aan te gaan klagen.

Maar stel je eens voor dat voor jou de hemel opengaat en je ziet Jezus opstaan, opstaan voor jou…
Benieuwd naar wat je reactie zal zijn.
Hij vraagt je:” kun je mij nu nazeggen, Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen?”
Wanneer Hij dat aan je vraagt kun je dat!
Omdat Hij in je woont en je wil vormen naar Zijn beeld.
Wanneer wij, jij en ik, deze woorden uit kunnen spreken gooien we de stenen terug.
Niet naar degenen die ze naar jou smeten, maar naar de aanstichter van deze steneging, satan.
Dan zie je met de ogen van Jezus hoe jou en en mijn vijanden ten diepste vijanden van zich zelf geworden zijn, en vast zitten in een macht groter dan hen zelf: de macht van de zonde!
Door vergeving uit te spreken ga je zien dat deze strijd niet tegen jou, maar een strijd tussen de hemelse machten is.
Omdat we weten dat Jezus door Zijn dood en opstanding gewonnen heeft van satan, weten we ook dat zijn macht allang verbroken is.
Hij gaat alleen nog maar tekeer alsof (!) hij een briesende leeuw is.
De waarheid is dat hij een tandenloos monstertje is, een nietig allang verslagen en platgetrapte kakkerlak.
In naam van Jezus vrijspraak uitspreken naar onze vijanden zet hun vrij in de schuldloze zone waarin we zelf door het offer van Jezus onze Heer vrij gesproken zijn.
Dan geven we de strijd over aan de God en Vader van Jezus, onze oudste broer.
De stenen worden dan zomaar brood en wijn, uitgedeeld aan onze vijand.

Halleluja voor de Koning die in ons woont!

De volgende keer ga ik je vertellen welke geweldige beloftes verbonden zijn aan Zijn vraag” kun je voor hen bidden?”
Begin maar vast te oefenen.
Dat doe ik ook…

Verslaafd

Zet je hoofd uit!

Soms hoor je iemand een verhaal vertellen dat te mooi is om waar te zijn.
Of je ziet een reclame van je favoriete product spotgoedkoop aangeboden,ver beneden de normale prijs.
Een stemmetje fluistert achterdochtig dat er vast wel een addertje onder het gras zal zitten.
En meestal is dat dan ook zo.

Grappig is,dat er iets vanbinnen zit wat je waarschuwt op je hoede te zijn.

Andersom kan ook.
Iets lijkt te mooi om waar te zijn,maar vanbinnen wordt iets wakker gemaakt.
Hoop,verlangen,ontroering,stel dat het waar is…

Zo was het ook in Nazareth.(Lucas 4:14-30)
Jezus nam in de synagoge de boekrol en las voor uit Jesaja 61.
Het gedeelte waar Israel de Messias beloofd wordt.
Hij sprak daarna de geweldige woorden:”Heden is dit schriftwoord voor uw ogen vervuld.”
De mensen werden ontroerd.
Ze fluisterden onder elkaar:”zou hij het zijn?
De messias?
De verlosser Israëls?”

(Ik stel me zo voor daar bij te zijn.
Je leven lang verlang je naar zijn komst,en dan plotseling…daar staat hij!
“Zou hij…zou het waar zijn…?”
Hoop gloort op in je binnenste.
Diepe ontroering en verlangen zoeken in je hart een plek van thuiskomen.)

Maar wacht…iemand roept:”dat is toch de zoon van Maria en de timmerman?”
Inderdaad,hij is maar gewoon de zoon van Jozef,die ze nog van vroeger kenden.
En wat er daarna gebeurt is afschuwelijk.
Ze willen Hem in het ravijn storten.

De gevolgen van deze keuze zijn dramatisch te noemen voor Nazareth.

Jezus kon uiteindelijk weinig wonderen doen in de plaatst waar hij opgegroeid was.


Dit bedoelde Jezus met het zaad dat opkomt tussen de doornen en distels.
Het komt wel op maar wordt verstikt.

Je hoort dat Hij goed is.
En dat je deel hebt aan Zijn leven.
Je leest alle geweldige beloften,ook voor jou.
Man,je hart maakt 1000 sprongetjes.
Totdat je hoofd zich ermee bemoeien gaat.

Een adder bederft het groene gras van opkomend geloof
“Dit kán niet waar zijn!
Ja maar…
Zo makkelijk gaat het niet!
Vroeger…”

De redeneringen in je hoofd winnen het van je hart.

Het is nodig om dat hoofd dan uit te uit te zetten.
Want Hij,Jezus,je vervulde verlangen woont in je hart.
Daar,in je diepste binnenste fluistert Hij zijn minnelied.
Daar hoor je Zijn hartslag.
Luister maar…

Ik hou van je
Ik hou van je
Ik hou zo van je

Opent uwe mond,eist van Mij vrijmoedig.

Toen mijn jongste dochter in 1987 gedoopt werd door ds. Westerink preekte hij uit psalm 81.

We zongen uit de oude berijming vers 12

“Opent uwe mond,

Eist van Mij vrijmoedig.

Op Mijn trouw verbond,

Al wat u ontbreekt,

schenk Ik,zo gij t’smeekt,

Mild en Overvloedig”

(Soms kan ik heimwee hebben naar het zingen in de oude berijming.

De Maranatha kerk op Urk zat bomvol,en dan met de gemeente zo’n psalm zingen…

Maar dat terzijde,want het volledig uit mijn dak gaan in de lofprijzing van de nieuwe Praise muziek is ook zó verfrissend.)

Terug naar de doopdienst van Ditta en psalm 81

Ik kan me de hele preek niet meer zo herinneren,maar er is een uitspraak die ik nooit meer vergeet.

Nooit meer!

Het woordje:”eisen” is al een woord dat niet in mijn christelijke opvoeding geleerd werd.

Eisen?

Op school zei ik wel trouw elke maandag het uit het hoofd geleerde psalmversje op,ook dit lied.

Maar wat het betekende daar kon ik alleen maar naar hunkeren

Eisen past niet in het je vernederen voor God.

Gewoon omdat Hij God is,en ik een zondig mens.

Tenminste,zo werd me geleerd.

Maar nu hoorde ik iets totaal revolutionairs.

De dominee zei:”weet u wel wat hier staat over de beloftes in het verbond met Hem?

Het verbond dat Hij Zelf al met Abraham sloot.

U mag er,eerbiedig gesproken,God mee om de oren slaan…”

Deze zin,deze voor mij tot dan toe,onchristelijke,benadering om tot God te gaan galmt nog steeds na in mijn hart.

Eisen…

God met Zijn beloftes om de oren slaan…

Wellicht is er toen iets in mij aangeboord of aan geraakt van wat ik altijd al wist.

“God Zelf heeft een verbond met mij gesloten,en ik mag Hem daaraan houden!

Hij wil zelfs dat ik Hem eis Zich aan dat verbond met mij te houden!”

%d bloggers liken dit: