Hoera, een Zoon!

Ondanks dat het net lijkt alsof gender reveal party’s een uit Amerika overgewaaid nieuw fenomeen zijn, gebeurde dit ook al in de tijd van de Bijbel. Dat zien we bv. in de aankondiging van de komst van Jezus, een geboortefeest waarop ook dit jaar heel de wereld zich aan het voorbereiden is. De voorzegging van Jezus’ komst was zelfs zo bijzonder dat Zijn moeder, Maria, op dat moment nog niet eens wist dat ze zwanger worden zou.

Wat me schrijnt in het hart is dat Kerst jaar in jaar uit rond dezelfde kribbe gevierd wordt. Een kribbe waarin voor velen de Zoon van God een kindje is en blijft. Omdat heel de wereld rekening houdt met een nog grotere crisis dan waarin we sinds kort belandt zijn, viert men Kerst dit jaar nog uitbundiger dan eerder, want wie weet, morgen valt de bom…

Temidden van al dit voorbereidend feest gedruis borrelde de volgende gedachte bij me op: stel dat ouders ter ere van hun pasgeborene een feest organiseren en de baby beleeft dit bewust mee. Bijvoorbeeld zoiets als het volgende:

‘Jippieajee, ik ben geboren, een gezonde zoon van 8 pond! Dezelfde honderden gasten als die waren uitgenodigd op de gender reveal party van een paar maanden geleden zijn nu opnieuw uitgenodigd voor het geboorte feest.
Nadat destijds het confetti kanon miljoenen blauwe sliertjes blies, ging heel het publiek volkomen uit z’n dak de reden waarom papa en mama een nog uitbundiger feest verwachten dan toen.

Om hun vreugde rond mijn komst te delen zijn kosten nog moeite gespaard.
De tafels zijn gevuld met allerlei lekkernijen en de tap voorzien van de heerlijkste wijnen en sapjes. Papa heeft het plafond volgehangen met felgekleurde slingers waarvan de honderden lampjes de zaal verlichten in een flonkerende schittering. Om de feestvreugde te vergroten is zelfs een groep muzikanten uitgenodigd die zoete en zachte baby liedjes ten gehore zullen gaan brengen.

Nog net vóórdat het feest rondom mijn komst losbarst, koestert mama me aan haar warm gevulde borst waarna papa me teder en liefdevol neerlegt in de met spierwit Zwitsers kant beklede wieg.

Eindelijk, de deur staat wagenwijd open en iedereen mag binnenkomen. Temidden van de regenboog aan rondstrooiend licht staat mijn wieg. Zullen de genodigden zeggen dat ik sprekend op mama lijk, of juist op papa? Zullen ze zich net als papa en mama verbazen over mijn met zwarte wimpertjes omringde oogjes en de eveneens gitzwart welige baby krul bovenop mijn ronde bolletje? Wat zullen ze zeggen over mijn blozende wangetjes en alle tien volmaakt gemaakte vingertjes en teentjes? Staan ze, naar de verwachting van mama in een enorme wachtrij te popelen mij in hun armen te koesteren om mij dicht aan hun hart liefdevolle woordjes in mijn schattige flap oortjes te fluisteren?

Maar alsof er vrijkaartjes zijn uitgedeeld voor een gratis diner in een all-inclusief vakantieresort, stormt iedereen me voorbij en verdringt zich rond de eettafels. Bang niet genoeg te krijgen scheppen de gasten zo snel mogelijk twee of drie borden voor zichzelf vol om zich daarna in sneltreinvaart naar de tap te voegen. Ook daar is het een drukte van belang en maakt men ruzie om wie het eerst zijn dienblad lege glazen vullen kan. Zonder te proeven wat men eet en alsof iedere moment het leger binnen stormt om alle borden schoon te vegen, valt men gulzig aan en propt de monden vol met mama’s zorgvuldig klaargemaakte lekkernijen. Klinkend op het leven, heft men klotsend de glazen om deze onder luid boeren en slurpen te legen in kelen waarvan je denken zou dat men al weken niet gedronken heeft.

Alsof het niet nog gekker kan zet de band steeds hardere meezing krakers in waarop de gasten opgezweept en oververhit onder luid geschreeuw van ‘lang leve de liefde’ de slingers uit de lucht rukt en elkaar omhangt met de ter ere van mij bestemde kleuren van de regenboog. Na verloop van tijd belandt de fonkelende schittering op de vloer waarna deze hossend en dansend in duizenden splinters vertrapt wordt. Het deert niemand iets dat de eerst zo feestelijk verlichte zaal verandert in een donker hol, vol gelal van allerlei wanklanken. Lallend en brallend wordt er feest gevierd alsof hun leven ervan afhangt. ‘Kom, laten we eten en drinken, want morgen sterven wij’ giert men het uit…

Papa en mama vragen zich verbijsterd af of dit dezelfde mensen zijn die ogenschijnlijk net zo verwachtingsvol als hun, uitgekeken hebben naar mijn geboorte. Ze kunnen hun verdriet niet meer binnenhouden en schreien bittere tranen. Liefdevol tilt papa me uit de wieg en legt me teder in mama’s armen. ‘Kom, we gaan’ zegt hij, waarna hij mama en mij omarmt en zachtjes naar de uitgang begeleid. Dwars door de inktzwarte nacht brengt papa ons naar een prachtige plek temidden van herders met hun zachtblatende schaapskudde. Ondergedompeld in liefde en geborgenheid genieten we samen van een magisch fonkelende sterren hemel die als ware het een schare die niemand tellen kan, verteld van een liefdevolle Vader, Die hemel en aarde schiep tot eer van Zijn eigen naam en veilige woonplaats voor Zijn kinderen.

‘Kijk’ zegt mama, ‘het lijkt net of onze zoon licht geeft. ‘Gekkie,’ zegt papa, ‘dat zei ik toch al vanaf het begin?’ Wat een Vader is Hij hè?

‘In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen. En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.’
Johannes 1:1, 3-5 HSV
https://bible.com/bible/1990/jhn.1.1-5.HSV

De Haan kraait!

Deze week geniet ik van een weekje oppassen op het huis van vrienden in Lunteren.
Waar ik buiten de rust en het niks moeten vooral van geniet is het kippenhok.
Ik hou van kippen en ook van de haan, in dit geval zelfs 2 van die kukeleku beesten.
S’morgens bij het ochtendgloren kraaien deze achteruit krabbende mannen me luid en duidelijk glorie over alweer een nieuwe dag.
Het is hartje zomer en om het wat door te laten tochten, staan de ramen s’nachts wijd open.
Voor menigeen zal het vreselijk in de oren klinken, maar wat vind ik het leuk dat het net is alsof de twee hane-mannen me aan mijn nederige voetjes een persoonlijke serenade toejuichen.

Omdat het vakantietijd is en de bestemming van het vakantieadres bij menigeen hèt onderwerp van gesprek is, werd ook mij gevraagd naar mijn plannen deze zomer.
Maar wanneer ik als een kind zo blij vertelde ik dat ik bij vrienden op de kippen passen mocht begon het gelazer, of liever gezegd het gekakel.
Je kunt er namelijk met zekerheid van uitgaan dat er dan een opmerking komt in de trant van; ‘toch zeker geen haan hè?’
Want inderdaad, wanneer de haan kraait, kakelen de buren!

Hoe komt het toch dat temidden van het nooit ophoudend geraas en lawaai van deze wereld nou juist hanengekraai zoveel weerstand oproept?
De ergernis loopt soms zo op dat er zelfs rechtszaken aangespannen worden om het gekraai van een haan.
Net zoals er rechtszaken aangespannen worden om het luiden van de kerkklokken op zondag, of nog gekker, vakantiegangers in bv Oostenrijk ergeren zich een rotje aan het dagelijks op vaste tijden luiden van de klokken in de vele kapelletjes die het land rijk is.

Ik was daarover aan het mijmeren en het kan best zijn dat ik ergens een klokje hoor luiden, maar nergens de klepel weet te hangen hoor.
Maar het zou zomaar te maken kunnen hebben met enerzijds een innerlijk verlangen naar contact met onze Schepper en anderzijds onze natuurlijke mens die niets met die Schepper te maken wil hebben.

De Bijbel staat wat dat betreft vol verhalen over gewone mensen die koning kraaien zolang de zon schijnt, maar bij het eerste donkere wolkje zich verschuilen in het nachthok.
Neem nou bv het verhaal van één van de discipelen, Simon Petrus
Op de vraag van Jezus; ‘wie zeggen jullie wie Ik ben?’ was het dit haantje de voorste dat kraaide; ‘U bent de Christus, Zoon van de levende God!’
Toen Jezus vlak voor de kruisiging zei te bidden dit geloof niet te verliezen, antwoordde Petrus overmoedig; ‘Here, met U ben ik bereid om zelfs de gevangenis en de dood in te gaan!’
Oh ja?
Dezelfde nacht nog draaide hij Jezus de rug toe en bezwoer tot drie keer toe niets met Hem te maken te hebben.
Zó mooi wat er dan vervolgens staat: ‘Jezus keerde zich om en keek Petrus aan…’
Onmiddellijk herinnerde hij zich de woorden van Jezus; ‘voordat de haan gekraaid zal hebben zul je Mij drie maal verloochent hebben.’
Tja, toen verstomde zijn gekraai en vluchtte hij in een nacht van bittere tranen.
Je zou kunnen zeggen dat dit haantje alleen nog maar achteruit krabben kon in het zwarte stof van schuld en schaamte.
Het stof waar de slang loert en zijn kans afwacht je in de hiel te bijten.

Was dat nou niet precies waar het in het begin van de Bijbelse geschiedenis over gaat?
Adam en Eva die zich ook afkeerden van God en zich verstopten in het donker van schuld en schaamte, waarna God de zondige mens opzoekt.
Op grond van Zijn belofte aan zondige mensen; ‘Ik zal de slang de kop vermorzelen,’ riep de Zoon van God Petrus uit het donker van het nachthok.
In Zijn dood aan het kruis liet Jezus zich in de hiel bijten, zodat wij, kinderen van Adam en Eva en Godloochenaars als Petrus, niet meer hoeven te dolen in het stof van schuld en schaamte.
God de Vader bedekte Zelf de schaamte van Adam en Eva, en zette na Jezus overwinning op de dood Petrus op de rots waarop Hij Zijn gemeente bouwt.

Wanneer de haan kraait hoeft ons geweten ons dus niet meer aan te klagen over onze verloochening van Jezus, maar moet het ons veeleer herinneren aan Jezus, die Zich omdraait en met ogen vol ontferming contact zoekt met Petrus.

Oh ja, dan nog even over die klok…
Nou, zing maar mee met de dichter van Psalm 122:

‘Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt: “Zie, wij staan
Gereed, om naar Gods huis te gaan;
Kom, ga met ons en doe als wij.”
Jeruzalem, dat ik bemin,
Wij treden uwe poorten in;
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is wèl gebouwd,
Wel saâmgevoegd: wie haar beschouwt,
Zal haar voor ’s Bouwheers kunstwerk groeten.’

Zo,
dit kipje heeft weer een ei gelegd…

De poten onder mijn stoel weggezaagd.

Een paar weken geleden vierde ik een korte vakantie in de Bijbelgordel ook wel ‘Biblebelt’ genoemd.
Dit is de benaming van een brede strook die door Nederland loopt, van Zeeland naar Overijssel.
In deze strook wonen relatief veel bevindelijk gereformeerden, een plakkertje op een gelovige die de nadruk legt op de persoonlijke toe-eigening van het heil.

Ondanks dat plakkertjes bij mij jeuk en irritatie opleveren, gaf de tekst lezing uit Romeinen 8 hoop op bevindelijke toe-eigening van hét Heil, de verlossing van zonde en dood door het bloed van Golgotha.
Bij het memoreren van de vertaling uit The Passion Translation hoor ik in mijn verbeelding altijd tromgeroffel bij vs. 1 ; ‘So now 🥁🥁🥁🥁🥁🥁 the case is closed!’

Omdat ook in deze kerk de klimaat lobby dmv haar ‘red de aarde’ evangelie Rom. 8 voor haar eigen doeleinden gekaapt heeft, was het geluid dat ik tijdens de preek op de bewuste zondag in de Biblebelt hoorde, van een heel andere orde.
Ik hoorde tientallen alarmbellen rinkelen, honderden sirenes loeien, en waaide door de orkaankracht van duizenden bloedrood wapperende vlaggen bijna van mijn stoel.
Dat de schepping zucht en kreunt als in barensnood is voor iedereen overduidelijk!
Maar waarom het met smart wachten op de openbaring van de kinderen Gods tot actie moet dwingen me uit te sloven de aarde te gaan redden is mij niet helemaal duidelijk.
Waarom zo’n preek dan ook nog vermijd het vooral niet over een gekruisigd en opgestane Jezus te hebben, maar mijn verantwoordelijkheid naar de bomen en de beestjes benadrukt al evenmin.
Net zo begrijp ik niets van het negeren van Jezus’ boom-preek uit Matt. 24, het hoofdstuk waarin Hij ons opdraagt acht te geven op de tekenen der tijden.

Dat de bomen in het veld voor hun Maker klappen en onder hun bladeren de vogeltjes een loflied ter ere van hun Schepper aanvangen, daar hebben de ‘wij gaan de aarde redders’ geen enkele boodschap aan.
De belofte aan Noach uit Gen 8:22
‘Voortaan, al de dagen van de aarde, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden.’
zegt al helemaal niks meer, net zomin als toentertijd de hamerslagen van zijn 120 jaar lange preek vóór de zondvloed.

Ik word in de kerk graag van mijn stoel geblazen, maar dan wel met de bedoeling in ontzag neer te vallen aan de voet van de boom buiten de stadsmuren van Jeruzalem.
Niet om die boom te redden, maar om Degene Die om míj te redden, zich eens als een verachtelijk insect aan het hout van een kruis vast pinnen liet.

In tegenstelling tot dit verlangen en naar ik meen terechte verwachting, sloeg ik van verbijstering en ontzetting mijn handen voor de mond bij de uitspraak van dominee dat God niet heeft gewild dat Jezus werd gedood.
Huh?
Ik wilde schreeuwen en wegrennen maar durfde als in shock vastgenageld me nog amper bewegen.
Ik wilde opstaan en roepen; ‘maar hoe zit het dan met het smeekgebed van Jezus: ‘laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan, maar niet Mijn, maar Uw wil geschiede?’ maar wist dat dat geen zin meer heeft.
Wat deze dominee presteerde is het heerlijk Evangelie kompleet ontkrachten en op losse schroeven zetten.

Aards gesproken wordt Jezus dan opeens een heel ongehoorzame Zoon, een puber die recht tegen Vader’s wil ingaat en gewoon doet waar Hij Zelf zin in heeft.
Wat?
Zin in heeft?
De dood joeg Hem zoveel angst aan dat Hij bloed en tranen zweette.
En toch ging Hij!
Om de boom te eren met Zijn bloed?
Om Zijn Vader te laten zien dat Hij een eigen willetje heeft?
Nee, om in het redden van zondaars de aanklacht van de wet het zwijgen op te leggen en Satan daarmee voor eeuwig en altijd als een tandeloze kakkerlak te kakken te zetten.

Dus dominee, u mag van mij alle poten onder mijn stoel wegzagen, mij jaag je niet meer uit het Vaderhuis.
Ik kniel veel liever neer waar Jezus bloed de aarde rood kleurde om van daaruit de wandeling aan te vangen naar de tuin met het open graf.
Door het suizen van een zachte wind heerst in die tuin een heel ander klimaat, en klinkt uit de mond van duizenden tienduizenden een loflied: ‘nu jaagt de dood geen angst meer aan, want alles alles is voldaan!’
Wiens naam honing is op mijn tong , roept mij daar bij mijn nieuwe naam, een naam die alleen Hij en ik weten.

Jezus’ waarschuwing; ‘de bijl ligt al reeds aan de wortel van de boom,’ in acht nemend roep ik u daarom dringend op: ‘kom ga met ons en doe als wij…’

Avondmaal in een zakje.

We ‘mogen weer’ of ‘het kan nu weer.’
Uitdrukkingen die je nog al eens hoort sinds we terug zijn in het ‘oude normaal’ en op een enkele aan het Stockholm syndroom lijdend persoon uitgezonderd, liefst net doen of Corona nooit bestaan heeft.
Vandaar dat we door de volgende lockdown op de hielen gezeten aan een inhaalrace bezig zijn van verre vakanties, vliegreizen, evenementen, concerten, bioscoopbezoek, feesten en etentjes,
Ieder vinkt tevreden af wat hij of zij op de zelf bedachte Bucket-list heeft staan.
Nu het weer mag, móet het ook!
Niks mis mee natuurlijk, het is fijn dat we weer een beetje plezier mogen maken.
We mogen dus ook weer naar de kerk, tenminste, gedreven door een honger naar zuivere prediking móet ik naar de kerk.
Welke kerk maakt me niet uit, als er maar recht gepreekt wordt en hoop ik, veel gezongen uit de oude psalmen.
Liefst oude berijming, want vanwege ‘versje 10’ in mijn school rapportje kan ik de meeste uit m’n hoofd meegalmen.

Vanwege dat (heilig)moeten stapte ik een paar weken geleden op de fiets, om naar een mij geliefde prediker te luisteren in een dorp verderop.
Halverwege besloot iemand uit de hemelse gewesten mijn honger naar Gods Woord op de proef te stellen en belandde ik middenin een ijskoude wolkbreuk.
Ik herinnerde me het gelukzalige moment van mijn doop en riep naar omhoog dat een tweede keer een beetje erg overdreven was.
Ondanks dat bleef het met bakken uit de hemel komen en omdat ik me niet door en door nat wilde laten regenen, dook ik van lieverlee maar de dichtstbijzijnde kerk in.

Ach, had ik maar rechtsomkeert gemaakt en was ik toch maar voor het schermpje gaan luisteren naar John MacArthur.
Daar waar ik hoopte ondergedompeld te worden in het bad van het Woord belandde ik van de regen in de drup.

De dienstdoend ouderling in mijn schuilkerk heette me hartelijk welkom en vroeg me belangstellend naar de reden van mijn kerkbezoek. ‘Tja, ik hoop een goede preek te horen.’
Hij vertelde me dat er Avondmaal was, waarop, volgens goed evangelisch gebruik, een blij verrast ‘hallelujah’ uit mijn mond flapte.
Het was sinds de kerk haar deuren in het slot gooide, immers de eerste keer dat ik weer een dienst meemaakte waar de Maaltijd des Heren stond aangericht.
En jawel, niet alleen de hotemetoten in Den Haag en de WHO gaven me toestemming tot deze Heilige viering, omdat ik bevestigend antwoordde op de vraag of ik belijdenis had gedaan, kreeg ik ook van de kerkenraad toestemming mee te eten en drinken van het lichaam en bloed van Christus.
Met dit free ticket op zak zocht ik blij gemoed en vol verwachting een plekje in de halfvolle kerk.

Bij het zien van de lange tafel voorin de kerk, maakte mijn nieuwe hartje duizend vreugde sprongetjes.
Het sneeuwwitte tafelkleed waarop het glanzend zilver van bord, schenkkan en drinkbeker deed mijn hongerige ziel verlangen naar de ‘eens en voor eeuwige bruiloft van het voor mijn zonden geslacht en opgestane Lam, mijn Heiland en Heer, Jezus Christus.’

Maar dat de viering van de Maaltijd des Heren hier beneden nog niet eens een schaduw is van de viering daar boven werd me meer dan ooit pijnlijk duidelijk in deze bewuste dienst.
Aan het begin van de tafel stonden 2 mandjes waar ieder vóór me iets uitpakte en in de hoop op een gouden greep deed ik dat ook.
Bij het zien van wat ik in handen had, wist ik vervolgens niet of ik lachen of huilen moest, het was een in zipzakje en afgesloten minibekertje verpakt Heilig Avondmaal.
Iemand had, klaarblijkelijk geheel volgens de regels van de WHO, het lichaam van Christus in keurige vierkantjes gesneden en daarna verdeeld in zoveel zakjes als het belijdend ledenaantal plus een eventuele gast.
Omdat het precies dezelfde zakjes waren waar de koffieshop een gedroogd plantje in verhandeld, moest ik er heimelijk wel om lachen.
Evenzo was het plastic mini-cupje gevuld met een slokje bloed van Christus en daarna ter voorkoming van allerlei onheil keurig afgesloten.

Daar ging mijn hoop en verwachting op kruisbesmetting…het Avondmaalsstel stond er dus alleen maar voor de show…
Net zoals vroeger de Hogepriester de enige was die in het Heilige der Heiligen komen mocht, waren het alleen de (ontsmette) handen van dominee die de glans van het zilver aanraken mochten.
Niks geen gemeenschap in het doorgeven van die heerlijke schaal en kostbare beker.
Ieder voor zich was bezig met hoe je fatsoenlijk en toch nog eerbiedig zo’n zakje open doet, wat natuurlijk een bijna hilarisch geritsel van jawelste opleverde.
Eenmaal de kostelijke inhoud in mijn mond kwam ik niet toe aan langzaam kauwen en bezinnen, al rap moest immers het dekseltje van het bekertje.
En mijn hemel, hoe doe je dat?
Volgens mij was iedereen vooral bezig met hoe mors ik dat rode goedje niet op m’n zondagse goed, en al helemaal niet openlijk zichtbaar op het gladgestreken tafellinnen.

Alhoewel ik met vele mensen aan één tafel zat, ervoer ik in dit alles een enorme pijn en eenzaamheid.
Onwillekeurig voelde ik me onderdeel van de aardappeleters van van Goch, we zaten gezamenlijk aan één tafel maar er was met niemand contact.
Het glimmend gepoetst zilver van het Avondmaal stel verloor alle glans en deed me denken aan de vervormde werkelijkheid in de lachspiegels van pretparken.
Maar nee, pret was er voor mij niet te beleven in de ‘veiligheid’ van dit contactloos vieren en gedenken van de dood en opstanding van onze Heer en Heiland Jezus Christus.
Eerder een onveilige verlatenheid waarbij je je eenzamer alleen voelt dan alleen eenzaam, daar waar het de bedoeling is de gemeenschap der heiligen te beoefenen.

Gelukkig is er altijd mijn dierbare Jezus, Die, om mij voor eeuwige verlatenheid te behoeden, in Zijn verlatenheid van lijden en sterven, weer terug bracht in de helende gemeenschap met Vader.
Of om in hogere sferen te spreken: ‘forever High…’

Ik ga op reis en neem mee…

In tegenstelling tot wat het Schengen verdrag voor staat, nl. afschaffing van de grenscontroles, ben je voor vrij reizen binnen de EU vandaag de dag een corona certificaat nodig.
Maar goed dat is niet het onderwerp van dit blog, alhoewel, in zekere zin ook weer wel.
Het zit namelijk zo: ik sta te popelen om ook op reis te gaan.
Bestemming?
Een land wat ik nooit eerder heb bezocht, maar waarvan ik op mysterieuze wijze al vanaf mijn geboorte herinneringen en een schrijnend heimwee ervaar.
Een land waarvan ik diep vanbinnen weet dat daar mijn voor altijd en eeuwig thuis is.
Een land met de meest mooie naam, Jeruzalem, land van vrede.

Alleen, ook bij de grensovergang van dit land moet je een geldig paspoort kunnen overleggen!
En daar zit hem nou ook meteen de crux, want de toegang tot de bus waarvan me gezegd werd daar dit paspoort te bemachtigen, werd me voortdurend belet door een leger van protesterende antivrijheid wetsgeleerden.
Met borden, vlaggen en wimpels, banners en flyers, verbaal en non-verbaal, zette men op zeer intimiderende wijze het protest kracht bij, waardoor ik de hoop bijna opgaf eens daar te zijn waar ik hoor.

Maar Godzijdank, net op tijd zetten de ordetroepen het waterkanon in, (gnagna) waarna iedere vijand van mijn vrijheid als hondenpoep van het veld gespoten werd!
De weg open kreeg ik uit handen van de hoogste baas het zo felbegeerd document overhandigd, een paspoort waarin alleen mijn in goud geschreven naam, verzegeld met een in bloed gedoopt lakmoes stempel.

Omdat het uur en de dag van de reis een groot geheim is, moedigt de reisleider mij aan iedere dag klaar te staan voor vertrek.
Niet dat hij me maant mijn koffers vast in de vertrekhal op te stapelen, integendeel!
Er is mij verzekerd dat iedere rekening is voldaan en elk detail tot in de puntjes voorbereid, zodat voor deze reis wat ik zelf meenemen wil totaal overbodig, ja zelfs zeer ongewenst is.
Waar het op neer komt is, geloof en vertrouwen in de reisleider is het enig nodige, meer niet!

Mij is verteld dat vertrek en aankomst razendsnel zullen gaan, sneller dan het knipperen van mijn ogen, een soort van met kracht weggerukt, faster than the blink of an eye.
Sciencefiction in het kwadraat en allesbehalve unidentified!
Spannend hè?

Je bent van harte uitgenodigd ook mee op reis te gaan, het kan nu nog.
Het reserveringssysteem van het Nieuw Jeruzalem, is dag en nacht bereikbaar maar wees er snel bij!
Verder raad ik je aan de razend interessante reisgids, de Bijbel, te lezen, een uniek boek waarvan op hemelse wijze iedere letter en ieder woord Leven is.

David, één van mijn reisgenoten heeft er een liedje van gemaakt;

‘Een pelgrimslied van David.
Ik was blij toen de mensen tegen me zeiden: “Laten we naar het huis van de Heer gaan.”
Nu staan we in je poorten, Jeruzalem.
Jeruzalem, stevig gebouwde stad, naar jou komen de stammen van Israël, de stammen van de Heer, om de Heer in zijn heiligdom te prijzen. Hier regeert de koning uit de familie van David, hier spreekt hij recht over het volk.
Bid om vrede voor Jeruzalem. Jeruzalem, ik wens je vrede toe, en vrede voor de mensen die van jou houden. Ik wens je vrede toe binnen je muren, en welvaart voor de mensen in je huizen.
Uit liefde voor mijn familie en vrienden wens ik je vrede toe, Jeruzalem.
Uit liefde voor het heiligdom van onze Heer God, wens ik je al het goede toe.’
‭‭PSALMEN‬ ‭122:1-9‬ ‭BB‬‬

Dakloos in de Herberg.

Vorige week had ik me ingeschreven voor een midweek in een pastoraal herstellingsoord.
Het verblijf was 3 dagen met als thema ‘Omgaan met verlies.’
Omdat het programma al vroeg begon en het voor mij bijna 3 uur reizen was, kon ik de avond ervoor logeren bij een bevriend echtpaar.

Alleen al de wetenschap dat iemand me op het station stond op te wachten, verwarmde mijn van verdriet en rouw vereenzaamt hart.
Ondertussen dat de vrouw des huizes een heerlijke maaltijd bereidde, stak de gastheer de haard voor ons aan.
Het geurend knapperend hout deed me herinneren aan een paar jaar geleden toen ik me iedere dag koesterend warmde aan mijn eigen speksteenkachel.
Wat genoot ik van het zelf hakken en kloven van de zo voordelig mogelijk op de kop getikte boomstammetjes.
Tevreden en voldaan stapelde ik daarna mijn houthok vol, vanuit mijn woonkamer een prachtig gezicht.

Terug naar het heden; genietend van de open haard, heerlijk eten, drinken en als kers op de taart een door de heer des huizes voor speciale gelegenheden bereid toetje, genoten we van socializing without distance.
Liefdesbanden zoals alleen onze grote Broer, Jezus Christus, die smeden kan, tilden onze harten op een hemels niveau, alwaar geen klok nog tikt en tijd overgaat in eeuwigheid.
Het fundament van waaruit onze harten samensmolten, was het heimwee naar eens, voor eeuwig en altijd, waardoor een heerlijk voorproefje naar daar waar Jezus alles in allen is, voluit te smaken was.
Tegelijk met het heimwee naar dat eens, ervoer ik een diepe pijn van heimwee naar eens en voorbij.
Tijden waarin Jezus het antwoord was op angst voor de dood en een broederlijke kus of innige omhelzing heling bracht in zielepijn.
Kostbare herinneringen uit een nog maar pas verloren verleden, ingehaald door het heden waarin de voor alle mensen onvermijdelijke dood, ten koste van iedere menselijkheid, buiten de deur gehouden moet worden.
Een allang verloren strijd, waarin koning angst de wereld, maar nog pijnlijker dan dat, de kerk, wijs gemaakt heeft alsnog eigenhandig revanche te nemen.

Na een goede nachtrust werd ik woensdag morgen naar mijn andere bestemming gebracht: de paar dagen waarvan ik hoopte na afloop iets lichter weer naar huis te gaan.
Nog een laatste omhelzing, een laatste kus, een laatste zegenende hand op mijn schouder, waarna ik door de gastheer van het pastoraal oord naar mijn kamer werd gebracht.

En meteen daar begon het al te wringen…
De eerste vraag die me werd gesteld was of ik wel een mondkapje bij me had?
Vanaf afstand de pijlen en een rug van een zwartgehandschoend persoon volgend, werd me door dezelfde zwarte handschoenen de deur van mijn kamer gewezen.
Ik had toen al rechtsomkeerd moeten maken, maar tegen beter weten in bleef ik hopen dat niet angst, maar Jezus heer en meester was in het huis waar ik eerder een herberg voor mijn bezeerd hart gevonden heb.
In tegenstelling tot toen, veranderede het ‘nieuwe normaal’ mijn rouwklacht om de doden, in een veel schrijnender, rauwer en luider rouw om de emotionele afwezigheid van de levenden.
Wellicht meer nog, de geestelijke verbondenheid waaraan ik zo gemis ervaar, is deze dagen in het kwadraat vergroot.
Mijn God, wat heb ik me alleen(gelaten) gevoeld!

Om niet mijn beleving te herhalen kopieer ik een (beetje aangepaste) brief naar de familie waar ik logeerde, als antwoord op het waarom ik op donderdag huilend op de trein naar huis ben gestapt.
Door ervaring ervan uitgaand dat het merendeel het ‘nieuwe normaal’ als noodzakelijk aanvaard, ben ik voorzichtig geworden in gesprekken mijn pijn te delen.
Het ‘papier’ van de smartphone geeft me gelukkig geen zinloze antwoorden op vragen die ik niet stel.
Mijn tranen smeken nl. maar één ding; hou me asjeblieft even vast…

“Lieve Familie,

Om eerlijk te zijn is waar ik zelf ook wel bang voor was, uitgekomen.
Een soort van tegen beter weten in hopen dat het in een pastoraal herstellingsoord anders zou zijn, heeft me opgebroken.

We moesten, of ik zal in de ik vorm spreken, ik moest overal waar ik liep de pijlen volgen.
Al was bv de koffietafel naast me, dan nog mocht ik niet tegen de stroom in lopen, maar moest gemondkapt het rondje van de pijlen volgen.
Pas wanneer ik op mijn 1,5 meter veilige afstand van de andere deelnemers stoel ging zitten mocht het mondkapje af.

In zekere zin had ik daar nog wel mee kunnen leven, ware het niet dat het benadrukt dat er met niemand echt contact te maken was.
Lopend niet, omdat stilstaan de doorstroom belemmerd en het mondkapje zorgt voor onverstaanbaar gemummel.
Bovendien kom je in het eenrichtingsverkeer niemand tegen, tegen iemand opbotsen is al bij voorbaat onmogelijk gemaakt omdat de verbodsborden ‘per ongeluk’ spookrijden beletten.

Ik moet bij het zoeken naar de pijlen altijd denken aan wat Jezus zegt; ‘hef je hoofd omhoog.’
Het hoofd naar beneden en de ogen turend naar waar ik wel of niet lopen mag, zie ik steeds weer een beeld van een in het stof sissend kronkelende slang.

Omdat het zwartgehandschoend personeel me bij ieder hapje en drankje serveren aan doodgravers denken deed, had ik elke keer moeite tussen een huilbui of lachsalvo.
Netjes in de pas, gezicht bedekt kreeg ik vanaf veilige afstand mijn eten opgeschept.
Dat betekende, op veilige afstand werd mijn bord half-in een 3 meter brede tafel geschoven, waarna ik me 1,5 uit strekken mocht om het op mijn eigen gedesinfecteerd dienblad te zetten.

De pijlen volgend mocht ik daarna aan de mij toegewezen tafel zitten gaan, 1,5 meter verwijderd van ieder ander.

Lieve broer en zus, als het niet zo treurig was, is het op en af doen van de mondkapjes gewoon lachwekkend.
Even lopen, bv om nog een glas water te halen, op!
Zitten, het mag weer af…

Wat me uiteindelijk opbrak zijn de samenkomsten gericht op daar waar ik voor kwam, Rouw.
Met 7 andere deelnemers (de groep was in 2en verdeeld) volgde ik de pijlen naar de daarvoor bestemde ruimte, alwaar ik in een kring van 1,5 meter afstand van de ander zitten ging.

Je kunt je voorstellen dat wanneer je verteld waarom je komt, de naam of namen noemt waarover je rouwt, het moeilijk is je tranen binnen te houden.
Mijn God, ik heb dan geen behoefte aan mooie woorden of bijbelteksten, hoe waar ook!
Een arm om mijn schouder is op dat moment het enige waar mijn gepijnigde ziel naar hunkert, om schreeuwt, ja bijna om smeekt!
Helender dan 10000 woorden, genezender dan 10000 bijbelteksten, troostender dan 10000 berichtjes: ‘ik bid voor je hoor!’ 
Gezien worden in je verdriet, mee huilen, gewoon dichtbij, dat is de enige vraag van mijn zoute tranen.

Nog meer dan eerder heb ik in de afgelopen dagen ontdekt dat rouwen om de levenden die geregeerd door angst voor de dood afstand houden, mijn grootst verdriet is.
In dit geval angst voor een onzichtbare vijand, waarvoor in de strijd deze buiten te houden, iedere menselijkheid opgeofferd 
is op het altaar ‘jij bent medeverantwoordelijk voor mijn gezondheid’

Ik kwam in de hoop en verwachting gezien te worden in mijn rouw om de dood van geliefden.
Angst voor de dood en het bestrijden van die dood heeft de maatschappij blind gemaakt, voor de rouwenden die in deze tijd of in het verleden iemand aan de dood verloren.
De hulpvraag van de op veilige afstand levende rouwende, is in het zoute tranen natte mondkapje gesmoord en gedood.
Wanneer ik doodga aan Corona moet er een contactonderzoek komen en gaat iedereen in mijn omgeving bijna dood van paniek.
Stel je voor dat ik de schuld ben aan hun ziekte en dood! 
Wanneer ik zeg dood te gaan van eenzaamheid en verdriet worden de schouders opgehaald; het is nu eenmaal niet anders, we moeten het er maar mee doen.
‘We?’ denk ik dan?
Wie zijn die ‘We?’
‘Jullie/jij  bedoelt/bedoelen  toch niet anders dan dat jullie besloten hebben dat ik het er maar mee moet doen?’

Wat me zeer doet is allereerst de eenzaamheid van de (on)veilige afstand.
Maar mij op afstand houden, betekent veel meer dat diegene zelf ook niet meer aan te raken is en ongenaakbaar geworden is.
De leugen dat dit om veiligheid gaat breekt mijn hart.
Ik heb er nl. niet om gevraagd als potentieel gevaar behandeld te worden.

Dat we dit als kinderen Gods zijn gaan geloven is mijn diepste rouw.

Kortom, ik kwam om te rouwen om de dood  van geliefden.
Maar daar waar de dood zelf heerst lacht die dood je recht in het gezicht uit.
Zo heb ik het althans ervaren…

Alsof er geen kruisdood geweest is zijn we weer terug in het Oude Testament, alwaar we gehoorzaam aan een goddeloze overheid de ratel ‘gevaar gevaar’ ratelen.
Kwam Jezus niet om deze vloek op te heffen?
Was Hij het niet die de melaatse tegemoet trad en aanraakte?
Wat gebeurde er nadat een bloedvloeiende (vervloekte) vrouw hem aanraakte?
De pijn van 12 jaar eenzaamheid werd geheeld in dat ene simpele liefdesgebaar, Jezus draaide zich om!
Hij maakte contact!”

Vrij

Afgelopen week werd ik uitgenodigd op een bijbelstudie groepje.
Omdat ik niemand van hen ken, was ik toch wel een beetje huiverig daar heen te gaan.
Niet omdat ik moeite heb met contact maken, maar omdat ik al zo vaak teleurgesteld ben in vooral christelijke contacten.
Ik hou mezelf daarom voor op m’n hoede te zijn en eerst maar eens de kat uit de boom te kijken.
Ik vertelde mijn schroom aan een vriendin waarop ze zei niet bang te zijn omdat ‘je niet op je mondje gevallen bent.’
Laat dat nou net de echte reden zijn waarom ik op het laatst bijna m’n jas weer aan de kapstok hing.
Ik ben inderdaad niet op m’n mondje gevallen, vooral niet wanneer ik christenen allerlei redeneringen hoor verdedigen die niets met vrije genade te maken hebben.
Ik kan dan op een gegeven moment niet meer zwijgen en weet al bij voorbaat dat me dat niet in dank afgenomen wordt.

Zo ging het ook deze keer.
We lazen een paar gedeeltes uit Rom. 7 en 8, de wet versus genade.

Nu is het zo dat ik jaren geleden op een Bijbelschool leerde wat het betekent de rechtvaardigheid Gods in Christus Jezus te zijn omdat zoals Rom.8:1 zegt, er geen schuld meer is.
Er ontplofte een bom in mij, het gaf eindelijk antwoord op mijn levenlange vraag hoe ik God tevreden stellen moest.
Mij was immers geleerd dat je niet zomaar zeggen kan een kind van God te zijn, daar moet eerst wel het één en ander aan vooraf gaan.
Als kind wist ik instinctief al dat dat een leugen is, maar hoe het dan wel moest kwam ik maar niet achter.

‘Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.’
‭‭2 Korinthe‬ ‭5:21‬ ‭HSV‬‬
https://www.bible.com/1990/2co.5.21.hsv

is een geweldig hulpmiddel geweest me eindelijk vrij te weten.
En inderdaad, eer dat ik me een kind van God kon noemen, is daar heel wat aan vooraf gegaan!
Maar niet iets van mijn kant, het kwam van God Zelf.
Om de straf op mijn zonde en die van de hele wereld weg te nemen, nam Jezus die in Zichzelf op en stierf aan het kruis op Golgotha een meest smadelijke dood.
Gelukkig bleef het daar niet bij,
Zijn opstanding verzegelde mijn redding uit de macht van zonde en schuld.
Deze waarheid veranderde mijn leven.
Ik ben vrij en niets of niemand kan mij nog scheiden van de liefde van God.

Glorie halleluja, Heppy de peppy zou je denken!
Maar juist deze vrijheid is het meest moeilijk aan te nemen.
Ook ik wil nog zo graag zelf wat inbrengen en dan vooral iets erg christelijks en vroom klinkend bv. schuld belijden over een zonde.
Ondanks dat we Rom. 8:1 gelezen hadden, ging het in de groep van afgelopen week ook deze kant op.

Allerlei zondes kwamen voorbij: een fiets stelen omdat je eigen fiets ook gestolen is bv.
Of als je geen geld voor boodschappen hebt is het evengoed zonde dat je een brood steelt.
Inderdaad, dan heb je schuld en is God niet blij!
Pas wanneer je je zonde aan Hem hebt opgebiecht, is het weer goed tussen jou en God!
Toch?
En ja, iedereen knikt en is het ermee eens…

Tijdens zo’n redenatie verbaas ik me erover hoe graag christenen het over zonde en schuld hebben.
Het liefst had ik mijn jas aangetrokken en was naar mijn eigen veilige huisje gegaan, maar stelde op een gegeven moment de vraag: ‘wat is zonde?’

Tja, dat van dat brood stelen, of zoals iemand opperde: ‘wanneer je weet dat die man met mij getrouwd is en jij toch met hem naar bed gaat!Of vind jij dat als je deze zonde gedaan hebt jij dat niet hoeft te belijden?’

Mijn hemel, ik kan wel aan de gang blijven met zonden belijden, want ik doe niet anders dan zondigen.
Alleen al mijn zondige gedachten, hoe ik me bv. zit op te vreten over een in mijn ogen ontzettend onnozel gesprek over allerlei zonden en de braafheid en zelfgenoegzaamheid over het weer met God in orde maken door het belijden daarvan.
Ik kan tevens tot in eeuwigheid blijven dolen in de hof van zelfveroordeling over eigen arrogantie als enige de waarheid in pacht denken te hebben.

Zucht…
Nee, mijn vermeend overspel en de ergernissen in mijn gedachten is niet zonde.
Ik ga niet verloren omdat ik een fiets gestolen heb, of omdat ik met Jan en alleman, (of jouw man) getrouwd of niet getrouwd, naar bed ga.
Ik ben ook niet pas gered wanneer ik al die zonden aan God opbiecht.

Verloren zijn is wanneer ik niet geloof dat Jezus voor ál mijn zonden gestorven is.
Schuld?
Schuld is niet geloven dat alle schuld is weggedaan.
Geen ‘Amen’ zeggen op ‘het is volbracht’ en denken zelf nog wat in te brengen hebben, dát is zonde.

Belijden dat mijn oude mens met Jezus is meegestorven en mijn nieuwe mens met Hem mee opgestaan is, dat alleen is grond voor mijn redding.
Omdat al mijn schuld aan het kruis genageld is, kan en mag ik belijden de gerechtigheid Gods in Christus te zijn!
God is nooit meer boos op mij, Hij kan dat niet eens, door Jezus bloed is het in orde tussen God en mij.

‘Nou, dat is makkelijk!
Dan kun je dus zomaar lekker zondigen!’
Oh ja?
Wanneer ik weet wat het Jezus gekost heeft, zondig ik echt niet goedkoop of ‘zomaar lekker.’
Ik ben immers een nieuwe schepping?

‘Ja maar ik ken iemand die zegt bekeerd te zijn en toch is hij alcohol verslaafd.
Dan moet hij die zonde toch iedere keer belijden?’
En, heeft het voortdurend belijden alweer in de fout te gaan al geholpen?
Is diegene nu bevrijd van deze verslaving?
Het gaat immers nooit lukken zelf deze wet te vervullen?
Alleen wanneer je blijft belijden de gerechtigheid Gods in Christus te zijn, ben je in Hem overwinnaar over ieder andere macht.

‘Ja maar, we kunnen evengoed de Heilige Geest bedroeven en Hij kan van je wijken…’
Inderdaad, wanneer kind van God zijn, én het kruis én nog een beetje van mezelf is, bedroeven we de Heilige Geest.

Omdat de Heilige Geest met mijn geest getuigd dat ik een kind van God ben, kan ik ontzettend verdrietig worden van dit soort gesprekken waarin het net lijkt alsof iets heel heiligs afgepakt wordt.
Hoe komt het dat de boodschap van vrije Genade zo veel weerstand oproept?
Zelf doen is een way of holy life geworden die te vuur en te paard verdedigd lijkt te moeten worden.

Ik bid dat iedere christen beseft door inwoning van de Heilige Geest de Waarheid in pacht te hebben en ophoudt met navelstaren en zoeken naar onbeleden zonden.
Pas dan wordt Christus in ons verheerlijkt, wanneer belijden danken wordt een gered kind van Vader te zijn!
Ondanks alles wat mis gaat!
Volgens mij wordt het dan ook veel leuker op Bijbelstudie…

Lampionnetjes optocht.

Het is absoluut geen verdienste van mijn kant, maar een groot kado, van kleins af aan bezig te zijn met Jezus’ wederkomst.
Ik wilde er alles over weten, maar moest het vooral hebben van mijn (heilige)verbeelding en de weinige platen daarover.
Mij werd alleen maar verteld dat ik me bekeren moest, maar hoe, daar kwam ik maar niet achter.
Het had voor mijn kinderlijk brein in ieder geval niets te maken met hoe het mij voorgesteld werd als dat een bekeerd meisje geen broek aantrekt.
Ook niet met het zondagse hoedje of het feit dat we geen tv, hadden, iets wat al helemáál t(en) v(erderve was.

Ik mocht op zondag niet handwerken, ook daar hing meteen een oordeel aan vast, want; een zondags-steek houdt geen week.
Alsof de rokjes en jurkjes op zondag genaaid je door de week in je onderbroek zouden laten staan, omdat zo opeens de goddeloze zondags-steken los scheurden.

Buiten dat ik graag hoedjes draag, wist ik vanbinnen wel dat mijn mooie rokjes, jurkjes en hoedjes voor naar de kerk niks met bekering te maken hadden.

Maar wat verlangde ik er naar bekeerd te zijn!
Daarbij fantaseerde en droomde ik veel over Jezus wederkomst.
Niet op de manier van; als je op dat moment voor de tv zat of in een bar of de bioscoop, dan was je onherroepelijk verloren…
Veel meer zoals een kind een buik vol gezonde spanning heeft wanneer het op schoolreisje gaat, zo zag ik uit naar die vol mysteries omsluierde dag.

Één van de feestelijkheden waarbij ik me daarom inbeelde dat dat speciaal was ingelast om Jezus’ terugkomst te vieren was de lampionnetjes optocht.
Vandaar dat ik zo trots als een pauw mijn lampionnetje droeg, enkel en alleen voor de Here Jezus!

Of wanneer op koninginnedag de drumband door Urk marcheerde hostte ik er achteraan, vol verwachting en hoop dat we dat enkel en alleen maar deden om de Here Jezus welkom te heten.
In ieder geval was dat voor mezelf de enige reden waarom ik uitgelaten mee rende en niets wilde missen.

In gedachten loop ik daar weer, alleen maar ter ere van Hem, het Lam op de troon, mijn Verlosser en allerbeste Vriend.
Door het frêle vouwpapier van mijn doorzichtig en op de adem van de Geest dansend lampionnetje heen, schijnt mijn lieflijk flakkerend vlammetje alle kleuren van de regenboog.
Maar oh nee, net op dat moment scheuren de naden van mijn jurkje los en voor het oog van heel het dorp sta ik in mijn ondergoed.
Meteen weet iedereen hoe goddeloos ik ben want het kan niet anders, mijn jurkje is een zondags-steken jurkje…

Ach, ik geloof dat Jezus verschrikkelijk zal moeten lachen!
Hij zal mijn hand in die van Zijn voorvader David leggen en samen dansen we voor de Ark des Verbonds, schaamteloos en van geen schuld bewust.
Mijn lampionnetje zal verbleken in het schitterend licht van de Genadetroon, maar mijn trotse bruidegom zal het aannemen als het meest kostbare liefdesoffer ooit aan Hem gegeven.

Kom Here Jezus kom…

Het teken van het beest.

Af en toe ga ik in ons dorp bij bakker Tijsterman een kopje koffie drinken.
Zo ook vanmiddag.
Het personeel droeg een mondkap en één van hen kwam met een lijst in de hand vragen of ik me al aangemeld en geregistreerd had.
Ik zei dat ik dat niet gedaan had omdat het nl. niet verplicht is.
Het meisje zei dat ze me dat ik dan niets bestellen mocht.
Rustig vertelde ik haar dat ze dan zelf in overtreding is, omdat ze niemand mag dwingen die lijst in te vullen en ze me wettelijk gezien ook niet weigeren mag te bedienen.

Het is volgens mij een ingestudeerd zinnetje geworden; ‘ik ga hierover niet met u in discussie’.
Ik zei; ‘dan blijf ik hier gewoon een tijdje zitten’, waarna er vervolgens net gedaan werd alsof ik niet bestond.

Dit gebeuren staat niet op zichzelf, het is aan de orde van de dag zo behandelt te worden wanneer je iets anders dan de mainstream in het leven staat.
Toen ik naar huis liep bedacht ik me hoe Joden zich gevoeld moeten hebben in de vooravond van en tijdens W.O.2
Het was een heel andere setting, en er zullen er zijn die het schandalig vinden deze vergelijking te trekken.
Over het algemeen vindt men dat je je gewoon aan de regels houden moet waarom het principe steeds hetzelfde is;
Op grond van wat dan ook eigent iemand anders zich het recht toe je buiten te sluiten.

Het meest schokkende aan dit voorval vind ik wel dat het een voorbereiding is tot het ontvangen van het teken van het beest.
In heel veel winkels mag alleen nog met pin betaald worden, bij bakkerij Tijsterman wordt je zonder registratie niet bediend.

Het is nog maar een half jaar geleden dat de apotheek mijn medicijnen weigerde omdat ik alleen kontant betalen kon.
Toen ik met sommigen deelde dat ik het zag als een voorproefje op het niet meer kunnen kopen of verkopen wanneer je het teken van het beest weigert te ontvangen, werd ik ietwat meewarig bekeken.

Vooral dat verbaasd me zo.
Je ziet het om je heen gebeuren, het overkomt jezelf, het Jeugdjournaal bericht onze kinderen openlijk over een spannend chipje in je lijf en in allerlei documentaires op internet waarschuwen verontruste artsen van over heel de wereld voor het nieuwe vaccin.
En toch vindt het overgrote deel voor wie de Bijbel het belangrijkste boek van de wereld is, het overdreven en hysterisch te geloven wat de Bijbel zegt over het teken van het beest.
in ieder geval niet iets waarvan de eerste voorbodes zich al aankondigen.

Ik geloof het zelf blindelings.
Niet omdat ik het nu al een paar keer persoonlijk ervaren heb, maar omdat wat ik ervaar, de waarschuwing uit Gods Woord bevestigd: zonder het teken van het beest kun je niet meer kopen of verkopen.
Ik geloof het ook omdat Jezus ons waarschuwt voor de haat uit de hel tegen Zijn uitverkorenen.
Het zal Satan worst wezen hoe hij misleiden kan, of dat nu door geloof of ongeloof is.
Ongeloof heeft lauwheid en blindheid voor de misleiding tot gevolg.
Geloof en oplettendheid voor de tekenen van de tijd betekent stille en steeds meer openlijke vervolging, smaad en buitensluiting.
En ook dat heeft de Heer ons voorspelt.

Ik bid mijn Heer het hoofd omhoog te heffen naar de hemel, van waaruit ik Hem verwacht om mij tot zich te trekken.
Wat een dag van lachen zal dat zijn…

Aanvulling 5-10-2020

Ik heb Tijsterman een klachten mail gestuurd. Vanmorgen kreeg ik een excuus mail omdat ze erg geschrokken zijn van deze gang van zaken.
Het personeel moet vragen of je je registreren wilt, maar omdat het niet verplicht is mogen ze je niet weigeren te bedienen.

Maranatha!!

Een paar jaar geleden kon ik met bewijs in handen aantonen dat ik met een pedofiel getrouwd was.
Ik werd uitgelachen, bespot, genegeerd en geïsoleerd.
Wat ik daarvan geleerd heb is dat eer je bereid bent geloof te hechten aan wat normaal gesproken onvoorstelbaar en afschrikwekkend erg is, je moet WILLEN geloven in wat zich duidelijk voor je ogen afspeelt.
Omdat aan het willen geloven een prijskaartje hangt, draaide mijn hele omgeving zich om waardoor ik zelf alles verloor wat me lief was.
Wat voelde ik me machteloos!
Ik wist dat wat ik vertelde waarheid is, en toch verklaarde iedereen me voor gek.

Meer nog dan de buitensluiting door familie, vrienden, instanties en recherche, is het de laffe houding van de kerk, die me het meest pijnlijke trauma van alle bezorgde.
Terwijl ik er van uitging dat daar waar de Heilige Geest woont, de leugen snel ontmaskerd zou worden, is het de manipulatieve geest van Izebel geweest die er voor zorgde dat deze leugen bedekt en ook vandaag nog steeds in stand gehouden wordt.

Datzelfde gevoel van machteloosheid en eenzaamheid bekruipt me ook nu steeds meer.
Vanaf het begin van de Corona crisis ben ik er nl. van overtuigd dat er een plan achter dit alles zit en er een spel met ons wordt gespeeld.
Het is helemaal niet vreemd dat ik dat geloof, ik ben geen hysterica of godsdienstwaanzinnige, het staat gewoon in de Bijbel!
Het moet komen tot een nieuwe wereldorde, waarin satan zich als god zal laten vereren.

Dit plan voor een nieuwe wereldorde komt niet maar zo als donderslag bij heldere hemel, het bestaat al sinds het allereerste begin van de schepping toen Satan de oorlog verklaarde aan God en mensen.
Als willoos instrument staan de machthebbers van deze wereld zelf ook onder een macht, de macht van satan.
Vandaar dat de nieuwe wereldorde al decennia lang het belangrijkste agendapunt is op door wereldleiders georganiseerde vergaderingen, waar op hoog niveau tot in de puntjes uitgedacht is hoe deze nieuwe wereldorde vorm te geven.

Wat nog ontbrak is een geloofwaardige reden om het gewone volk zoet te houden en zo ver te krijgen dat het zelf smeekt om een verlosser uit de nood.
Welnu, wat is het beste middel het gepeupel in die hoek te krijgen?
Je creëert een vijand.
Wat is de beste vijand?
Een onzichtbare vijand.
Wat is de oogst?
Angst!!

Een quote van Joseph Goebbels is:
‘Vertel een leugen vaak genoeg, luid genoeg, en lang genoeg en het volk zal je gaan geloven.’

Als kind van God geloof ik heilig in het complot uit de hel om de door angst verblinde wereld onder de macht van het beest uit de afgrond te brengen.
Angst voor een virus heeft ons, in plaats van dat we dit jaar 75 jaar bevrijding vieren, zelf doen smeken; ‘sluit ons asjeblieft op.’
Nu deze opsluiting de wereld de keel uit hangt jaagt satan de op drift geraakte mensheid de straat op in de Black Lives Matters beweging. Dit alles met maar één doel, burgers tegen elkaar opzetten en verdeeldheid zaaien, zodat ondertussen in stilte verder gebouwd kan worden aan een economische dictatuur van de wereld.

Maar net als toen ik een paar jaar geleden door mijn kerk meewarig voor gek versleten werd, zo is dat nu ook het geval wanneer je medechristenen probeer te waarschuwen voor de leugen en het doel van de anderhalvemeter samenleving.

Niet voor niets zegt God in zijn woord: ‘mijn volk gaat ten onder door gebrek aan kennis!’
Het hoeft daarom niet te verbazen dat onder het mom van ‘God zegt toch zelf dat niemand die dag weet,’ kinderen van God weinig bezig zijn met ‘het laatste der dagen’
Gering of zelfs geen geloof meer hechten aan het bestaan van de duivel, heeft de geest van Izebel alle ruimte gegeven de kerk te misleiden en als vijand van het nieuwe wereldrijk monddood gemaakt.

Ik heb afgelopen weken ervaren hoe deze misleiding medebroeders en zusters niet alleen op anderhalve meter, maar in geestelijk opzicht mijlenver van je verwijdert.
Ik verbaas me er daarom al niet meer over dat het getuigenis van mijn opgestane Heer verdraaid wordt als rebellie en lak hebben aan de Corona richtlijnen van het RIVM.
Alhoewel het ongelooflijk pijn doet hoeft het ook niet te verwonderen dat medebroeders en zusters zeggen moe te worden van een andere boodschap dan die waarmee de WHO deze zelf gecreëerde crisis denkt op te lossen.

Broedermoord vindt al plaats in het begin van Genesis en komt het gruwelijkst tot uiting in de kruisdood van Jezus, de Zoon van God.
Het hoeft daarom ook niet te verbazen dat zelfs je beste vrienden bereid zijn de kliktelefoon te bellen, zodra je je niet aan de door hen zelf strikt opgevolgde regels van het nieuw normaal houdt.

En toch ben ik van slag van de lauwheid van de meeste van mijn medechristenen.
Verbijsterd beluister ik de volgens richtlijnen van het RIVM op gepaste afstand ‘ja maar’s en what if’s’ en zie met bloedend hart hoe de kerk zelf oplossingen bedenkt deze leugen van schijnveiligheid in stand te houden.
De veilige afstand heeft de bruid van Christus naar binnen gericht, in plaats van in de wereld te getuigen van haar heerlijk en begeerlijke Bruidegom Jezus Christus.

Mijn lieve broers en zussen, ook aan zwijgen en net doen alsof er niets aan de hand is hangt een prijskaartje!
Kom op, word toch wakker!
Ontdek opnieuw hoe onze Heer en Heiland in zijn herhaald spreken over de tekenen van de tijd opriep zijn wederkomst te verwachten.
Het klopt, we weten de dag niet, maar wel de tijd waarin deze dag plaats zal vinden.
Bekeer je toch asjeblieft van je overspel met de vijand en maak je klaar je Bruidegom te ontmoeten.

Zing je mee?

Ps.98:4
Laat al de stromen vrolijk zingen,
De handen klappen naar omhoog;
’t Gebergte vol van vreugde springen
En hupp’len voor des HEEREN oog:
Hij komt, Hij komt, om d’ aard’ te richten,
De wereld in gerechtigheid;
Al ’t volk, daar ’t wreed geweld moet zwichten,
Wordt in rechtmatigheid geleid.

Ps.45:7
Straks leidt men haar in statie, uit haar woning,
In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning;
Zo treedt zij voort met al den maagdenstoet,
Die haar verzelt, U vrolijk tegemoet.
Zij zullen blij, geleid met lofgezangen,
De vreugde voên, die afstraalt van haar wangen,
Tot zij, daar elk gewaagt van haren lof,
Ter bruiloft treên in ’t koninklijke hof.

Shirt gevonden op:

%d bloggers liken dit: