Mijn mooiste ketting.

In mijn brein liggen gebeurtenissen en ervaringen opgeslagen waarvan ik de meest waardevolle als kostbare kralen aan een herinneringsketting rijg.
Iedere kraal heeft zijn eigen vorm en kleur, de een mooi rond, de andere wat ongelijker of hoekiger van vorm, maar elk even schitterend en uniek.
Het kan zo maar zijn dat een bepaalde geur, een geluid, muziekstuk of klein gebaar me de kralen als een rozenkrans door de vingers doen glijden.
Tastend naar de vorm roept iedere kraal zijn eigen gevoelens en emoties boven, waarbij het memoriseren niet automatisch een glimlach op mijn gezicht tevoorschijn hoeft te roepen.
Het gebeurt al te vaak dat een bepaalde herinnering mijn ziel als een scherpsnijdend zwaard doorklieft.
Gaat het dan om een herinnering die trauma heeft nagelaten?
Geenszins, het zijn juist de meest kostbare kralen, kralen die zó waardevol zijn, dat ze me door het gemis en heimwee naar die persoon of situatie de adem benemen.
Dit heimwee en gemis doen deze kralen des te meer het alleen zijn als een soms ondraaglijk zeer ervaren.
Ze onderstrepen de eenzaamheid als brengt het mijn klok van slag waardoor ik als het ware even stil moet gaan staan bij toen…

Wanneer ik bij het door de vingers gaan van deze kralen mijn kussen nat huil, is daar steevast iemand anders die onder míjn streep een andere streep trekt.
Terwijl ik mijn van pijn gekromde ziel ophef om te zien wie deze dubbele streep heeft gezet, zie ik niemand anders dan Jezus alleen die mij uitnodigt met zíjn ogen te kijken naar mijn eenzaamheid en gemis.
Hij laat me vervolgens zien en beseffen dat de kraal aan mijn ketting juist daarom zeer doet omdat deze kraal iets zeer kostbaars en waardevols in zich bergt.
Niet om daarmee het zeer te verhullen, maar veelmeer om beide emoties te laten bestaan; pijn en dankbaarheid, vreugde en gemis.
Jezus verbindt zich aan mijn pijn en aan mijn vreugde, mijn blijdschap en mijn verdriet.

Vol liefde en mededogen houdt hij vervolgens zijn doorboorde handen op en wacht tot ik mijn ketting erin leg.
Het maakt hem niet uit dat de kralen glibberen van mijn snot en zoute tranen, mijn ketting is hem des te meer waardevol.
Uit één van zijn doosjes haalt hij een kraal, rood als bloed, en vraagt me of hij deze aan mijn ketting rijgen mag.
Zijn vingers strelen mijn natgehuilde wangen, waarna hij zonder er ook maar eentje over te slaan al mijn tranen in een flesje giet.
Ik volg met belangstelling zijn voorzichtige beweging waarmee hij mijn ketting om de hals van zijn flesje hangt en zie in zijn ogen opeens dezelfde heimwee als die mij zo pijn doet.
‘Kijk nog eens goed mijn lief,’ zegt hij teder.
Ik kijk in zijn gezicht vol ontfermend mededogen en doe een verbijsterende ontdekking.
De pijn van gemis naar dat wat was blijkt door zijn ogen een heimwee naar het nog niet maar in hem absoluut zeker en vast.
Hij glimlacht om mijn verbazing en vraagt me: ‘Je wist het toch al wel dat ik net zo naar jou verlang als jij dat naar mij doet?’
Natuurlijk weet hij dat ik het soms even kwijt ben, maar wat is hij lief dat hij het niet tegen me houdt.
Ik kan alleen nog maar zeggen: ‘ja Heer, ik weet het toch altijd al!’

‘Kom’ zegt hij, ‘we gaan naar de juwelier.
Daar mag je een mooie nieuwe kraal uitzoeken…’

Porseleinen Kopje

Als klompje klei lig ik al een tijdje te wachten op de warme handen van de pottenbakker.
Ik zie hem de meest prachtige kommen en schalen formeren, groot en klein, in allerlei vormen.
Wanneer hij de kast opent voor weer een nieuw klompje klei hoop ik zó dat hij mij in zijn handen neemt, maar tot nog toe slaat hij mij iedere keer weer over.
Zou hij mij wel gezien hebben?
Mijn klompje is kleiner dan die van de andere, maar de pottenbakker heeft me hier zelf een tijdje geleden neergelegd, dus waarom hij mij nu elke keer over het hoofd ziet…

Eindelijk, de pottenbakker neemt me in zijn tot een kommetje gevormde handen en begint me langzaam van de ene naar de andere kant te rollen.
Hij brengt me dicht bij zijn gezicht en fluistert plagend: ‘was je bang dat ik je vergeten had?
Weet je, ik heb een speciaal plan met jou, wacht maar.’
Van mij mag hij nog uren doorgaan, zo lekker warm word ik van het heen en weer rollen in de handen van de pottenbakker.
Langzamerhand ben ik een mooi rond balletje geworden waar ik best wel tevreden over ben.
Maar dan, plotseling is het niet leuk meer, de pottenbakker duwt allebei zijn sterke duimen in me waardoor hij mijn mooie vorm in één klap ruïneert.
Alle tien zijn vingers beginnen me te kneden en de ruwe stukjes uit me te plukken waarbij het wel lijkt dat de pottenbakker er nog plezier in heeft ook!
Is hij nou helemaal gek geworden?
Ik wilde wel dat ik nog op de plank lag!

Help, help, de pottenbakker is opeens een nare man geworden, een bruut, die het leuk vindt me zeer te doen.
Hij brengt me weer naar zijn gezicht en ik verwacht een flinke uitbrander te krijgen.
Waarom zou hij anders zo ruw met me doen?
Maar dan merk ik dat zijn ogen nog steeds net zo liefdevol glanzen als toen hij me in zijn stoere knuisten nam.
Zijn stem klinkt nog even teer wanneer hij zegt: ‘het lijkt dat ik niet van je houd, maar ik moet je even pijn doen.
Het kan niet anders, voor mijn plan met jou moeten alle korreltje en luchtbelletjes verwijderd zijn.’
Zijn ogen en stem overtuigen me waardoor ik hem maar gewoon zijn gang laat gaan.
Na een tijdje ben ik zo gekneed en uitgepulkt dat het net lijkt alsof ik een zachte klont boter ben.
De pottenbakker legt me op zijn draaischijf waarna hij me als in een draaimolen rondjes laat draaien.
Het is dat zijn boetserende vingers me vasthouden anders lag ik vast al lang op de grond.
Ik word er duizelig van, maar de pottenbakker stelt me vriendelijk gerust.
Verbeeld ik me het of is het echt zo dat hij af en toe een traantje van ontroering weg pinkt?

Ik ben zo benieuwd wat de pottenbakker van mijn klompje gemaakt heeft, maar ik mag het nog niet zien
‘Het wordt straks nog mooier, eerst uitharden en in de oven, en dan…verder verklap ik nog niks.’
Mooi is dat, me zo in onzekerheid achter te laten!

Nog voorzichtiger dan eerst zet de pottenbakker me na een paar dagen in de oven.
Het wordt al heter en heter, ik gil het uit.
‘Au, Au.Wat doet u allemaal met mij, haal me hier uit, ik verbrand…’ maar de pottenbakker trekt er zich niks van aan.
Hij zet me daarna voor zich neer en bekijkt me van alle kanten.
Zo te zien is hij erg blij met me, dus nu mag ik mezelf ook vast wel in de spiegel bekijken. Maar nee, ik ben nog niet af, zegt hij.
Hij begint met een scherp papiertje over me heen te wrijven, wat ook helemaal niet fijn voelt.
‘Ik schuur net zo lang tot je zo glad als een bel bent,’ zegt de pottenbakker, ‘maar ik moet heel voorzichtig zijn want ik wil niet dat je uit elkaar barst.’
Ik wilde dat hij mijn omgevormd klompje maar gewoon links had laten liggen want ik vind de handen van de pottenbakker helemaal niet lief meer…
Ondertussen blaast hij glimlachend het stof van me af en gaat er eens goed voor zitten.
Naast me staan een paar potjes met verf waarin de pottenbakker keer op keer een klein kwastje doopt om me te beschilderen.
Het kietelt en kriebelt, ik kan amper stil blijven staan.
De pottenbakker lijkt zeer tevreden over zijn werk, zijn voorhoofd glimt van trots.
Nu mag ik mezelf vast ook bekijken, maar oh nee, hij zet me weer in de oven.
Het wordt nog heter dan de vorige keer, maar het schijnt de pottenbakker niet te deren.
Met zijn hoofd voor het glas wacht hij nieuwsgierig af wat er met mij gebeurt.
Eindelijk tilt hij me weer in het kommetje van zijn handen en bekijkt me van alle kanten.
‘Wat ben je mooi geworden’ zegt hij, ‘precies zo als ik het me voorgesteld had.’
Springend en zingend doet hij een rondedansje door zijn atelier, zo blij is hij.

‘Kom, ik ga je aan jezelf laten zien,’ zegt hij en haalt het antieke spiegeltje van de muur.
Hij zet me voorzichtig op tafel met het spiegeltje tussen ons in.
Opgewonden wacht hij mijn reactie af…
Waar ik naar kijk is haast niet te bevatten, zo mooi heeft de pottenbakker me gemaakt.
Ik kan niet geloven dat ik dat ben, zo prachtig; heeft de pottenbakker dat echt uit mijn eerder onooglijk grijze klompje klei gemaakt?
In de spiegel zie ik een betoverend mooie kop en schotel, maar kijk toch stiekem even naast me of er soms nog een ander kop en schoteltje staat.
Boven de spiegel zie ik de pottenbakker glimlachen, ‘je bent het echt hoor, precies zo als ik het bedoeld had.’
Als hij het zegt moet ik het dus wel geloven!
Mijn mooie ronde vorm is zo dun en fragiel geboetseerd en zo mooi zachtgeel glanzend paarlemoer geëmailleerd dat het wel lijkt alsof ik transparant ben.
Sierlijk gevormde krulletjes vormen twee oortjes waarmee ik kan worden vastgepakt.
Op het zuiverwit aan de binnenkant zijn prachtige bloemetjes geschilderd, zo teer dat het haast lijkt alsof de blaadjes door de wind bewogen worden.

Nu begrijp ik ineens dat de pottenbakker me eerst goed kneden moest voor hij me zo mooi maken kon.
Ik begin me een beetje te schamen voor dat ik zo tegenstribbelde en zoveel kabaal gemaakt heb maar zie meteen dat het paarlemoer daardoor doffer wordt.
De pottenbakker zegt dat hij nooit boos op me worden kan en alleen maar ongelooflijk trots op me is, dus hoef ik me nergens schuldig over te voelen.
Ik kijk nog eens goed en opeens zie ik het gezicht van de pottenbakker in het paarlemoer weerspiegelen.
Zijn ogen houden me gevangen in een cirkel van liefde en mededogen, ik kan niet meer anders dan prompt en fier glanzend voor hem te staan.
Voorzichtig neemt hij mijn oortjes tussen duim en wijsvinger en brengt me aan zijn mond.
‘Ik ben zó blij met je’ fluistert hij zacht, ‘zo eentje als als jij heb ik nou altijd al gewild.’

Maar Heer, U bent onze Vader. U heeft ons gemaakt zoals een pottenbakker iets maakt van de klei. Wij zijn de klei en U heeft ons met uw eigen handen gemaakt.
JESAJA‬ ‭64:8‬ ‭BB‬
https://www.bible.com/1276/isa.64.8.bb

Wifi en breien.

Mijn kleindochtertje Yinthe is deze week te logeren, en wat hebben we het gezellig!
Waar ik zo blij van ben is vooral dat Yinthe zelf het zo leuk vindt, omdat ik eerst nog wel wat zorgen had of ze zich niet na twee of drie dagen zou gaan vervelen.

Thuis heeft ze al aan Mama gevraagd of ik wel Wifi heb, wat natuurlijk meteen na aankomst ingesteld wordt zodat ze via bluetooth onbeperkt YouTube luisteren kan.
Ik bedenk me dat de wereld erg verandert is en me zelf vroeger niet voor kon stellen dat we nu allemaal in een schermpje gevangen zitten.
Wifi en bluetooth?
Ook ik kan niet meer zonder!
Maar gelukkig, Yinthe is toch ook wel benieuwd naar het kneuterige van mijn ‘vroeger’ en vraagt:
‘Bessien hoe noem je dat dat je iets maakt op van van die stokjes, breien toch?’
‘Ja liefie dat is breien.’
Of ik haar dat leren wil?
Ze kan me geen groter plezier doen want wat is er nou leuker voor een Bessien dan haar kleindochter het genot van handwerken bij te brengen.
Bolletjes wol genoeg en meteen maar op de modernere manier, de rondbreinaald.
En warempel, ze heeft er slag van; insteken, omslaan, doorhalen, af laten gaan…zo trots al een pauw zit ze in mijn bank te breien en vraagt af en toe of ik de eerste steek weer even brei.
Ze tikt met de naalden een melodietje en vraagt zich af of ze later ook zo snel kan breien als Bessies’ dat doen.
Ondertussen groeit haar sjaal gestaag en trots verteld ze me dat ze volgende week aan haar klas laat zien dat ze breien kan.
Ik bedenk me: zonder Wifi of met WiFi, het toneel blijft hetzelfde, alleen de spelers veranderen.

Qua fantasie en beelddenken herken ik veel van mezelf in haar, het is soms net alsof ik naar mijn eigen kleine meisjes-ik zit te kijken
Precies eender als ik denkt ze ook in plaatjes en wil niets liever dan al die plaatjes met me delen.
Ze staat (ook) altijd aan!

Al breiende doet ze een geweldige ontdekking die ze natuurlijk niet vóór zich houden kan, dat moet onmiddellijk aan mij verteld worden…
‘Bessien, weet je waar het op lijkt?’ zegt ze.
‘Nou, vertel,’
‘Het is net alsof de steken een wedstrijdje houden om van het ene breistokje op het andere te komen.’
Hahaha, ik hoor mezelf praten; ‘ het is net alsof…’ waarna als vanzelf het filmpje in woorden wordt uitgebeeld.

Toen ze afgelopen zaterdag gebracht werd vertelde ze me alvast dat we iedere avond onder het knuffeldekentje tegen elkaar aan gingen zitten om een filmpje te kijken; ‘Toch Bessien?’
En zo gebeurt het ook.
Wanneer ik nog aan tafel zit wat huiswerk te doen roept ze dat het tijd is voor de film, waarna ze vast thee zet en het dekentje aan de stekker legt.
‘Kom je Bessien, het kleedje is al lekker warm.’
Daarna kijken we een film die ze zelf al een keer gezien heeft, maar waarvan ze het ze leuk vindt om die mij ook te laten zien.
Bij spannende of hilarische momenten zegt ze: ‘let op hoor Bessien, dit moet je zien!’
Ondertussen hoopt ze dat de dag geen einde heeft, zo gezellig is het!
Toch komt er een moment waarop ik zeg dat het bedjestijd is, en ze haar tanden poetsen moet.
Eerst pruilt ze nog wat maar wanneer ik haar beloof dat ik zo meteen uit de Bijbel kom voorlezen ligt ze binnen no time onder de wol.
Ik kom naast haar zitten en lees over Jozef en zijn avontuur met de Heer en vertel haar dat die God ook zo veel van haar houdt.

Ze drinkt de woorden in en verwondert vraag ik me af hoe het toch komt dat de oude verhalen nooit aan kracht verliezen.
Zou het kunnen zijn dat God al op de eerste scheppingsdag Wifi, bluetooth en het rondzingend melodietje op de tikkende breinaalden heeft bedacht?

De Vrolijke Ruil.

In verschillende kerken belegt men op 31 oktober een Hervormings’ of Reformatiedienst, een kerkdienst die in het teken staat van Maarten Luther, die op deze dag in 1517 zijn 95 proteststellingen t.a.v. de Katholieke Kerk op de deur van de Slotkapel van Wittenberg spijkerde.
Als kind ging ik al met mijn ouders mee naar deze dienst, maar begreep er werkelijk niets van!
Ik vroeg me namelijk af wat de zin van zo’n dag was wanneer we evengoed nog aan allerlei regeltjes van de kerk moesten voldoen.
Ik ging naar een Protestantse kerk en school, (er was zelfs geen R.K. school in mijn geboortedorp) en luisterde naar de verhalen over die goddeloze Roomsen, die dachten dat ze met aflaten kopen de hemel konden verdienen.
Mij werd verteld dat Maarten Luther de 95 stellingen schreef omdat hij tegen dat afkopen van zonde, waardoor de kerk schatrijk en de mensen zelf straatarm werden, in opstand kwam.

Wat ik maar niet begreep was waarom het handjevol mensen dat hevig snikkend aan de Heilig Avondmaalstafel zat dan zo besmuikt, maar in mijn kinderlijke ogen toch erg opzichtig, geld onder een geheim kleedje frummelde.
Dat was volgens mij toch precies hetzelfde als de Roomsen deden?
in mijn verstand liep het behoorlijk vast dat me een andere God dan die van de R.K kerk voorgesteld werd die vervolgens wel betaald moest worden voor dat stukje brood en slokje wijn.
Ik kwam weer wat tot rust bij het zingen van het hervorminslied: “Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen.”
Daar had ik meteen een klik mee, de tranen stonden me dikwijls al bij die eerste zinnen
in de ogen.(en ook nu nog)

Pas later, jaren na mijn ‘bekering’ leerde ik op een bijbelschool wat ‘Rechtvaardiging door Geloof’ betekent, dat wat Maarten Luther ‘De vrolijke ruil’ noemde.
Daarmee duidt hij de kracht en de betekenis van Christus lijden en sterven aan, de Zoon van God die in Zijn weg van vernedering en dood een ruilende Zaligmaker is.

Het sloeg in als een bom!
De donderende inslag die dit veroorzaakte, blies in één klap de dikke laag stof, waaronder deze waarheid op de bodem van mijn hart verborgen had gelegen weg.
In een ondeelbaar moment was ik opeens een ander mens geworden, zo voelde het.
Ik wist meteen dat ik nu pas echt vrij was.
Een vrijheid waarvan ik altijd al wist dat het de bedoeling van Christen zijn betekende, maar bedekt bleef onder het stof van schuld en oordeel.

En oh, wat was ik boos!
Want waarom had nooit eerder iemand me dit verteld?
Ik was wel tot geloof gekomen, kwam mijn leven lang al in de kerk, ging naar zondagsschool, catechisatie, allerlei verenigingen en conferenties, en toch wist ik ten diepste niet wat Rechtvaardiging door Geloof betekende.
Altijd was er nog dat knagende schuldgevoel, het eindeloze falen tegenover een heilig God, het nooit goed genoeg zijn en de eeuwige schaamte over wat ik alweer verkeerd had gedaan.
Ik rende rondjes in een ratrace van schuld, schaamte, zonde en schuld belijden tot ik weer terug was bij af waar de volgende schuld zich al weer aandiende.

In aanloop naar Reformatiedag ben ik om eerlijk te zijn nog steeds boos, maar dan anders.
Het is een heilige verontwaardiging over de leugen die veel christenen ook vandaag in de greep houdt van de cirkel schuld, schaamte en oordeel.
En daar, in dat staartje zit nou net het venijn van deze leugen, je voelt je door schuld en zelfoordeel weer eventjes goed en begint vol goede moed de strijd tegen de volgende zonde, maar beleeft nooit echte vrede.
Het valse daarin is dat het geweten gesust wordt met: “ach ja, we blijven nou eenmaal zondaars…” waarmee bedoelt wordt dat we er nu eenmaal niets aan doen kunnen, en dat God dat heus wel begrijpt.
Maar eerlijk, het is toch precies hetzelfde als het afkopen van zonde d.m.v. een aflaat?
De aflaat bestaat dan uit het vrome belijden dat we nu eenmaal zondige mensen zijn, wat niet anders is dan een zonde van eigengerechtigheid.
Alsof door het maar benoemen dat we zondaars zijn en daarom schuldig voor God staan, God wel tot vergeving bewegen zal.
In wezen neem je het niet zo nauw met de zonde, waardoor het steeds benoemen van schuld tot een vroom kunstje nederigheid verwordt, maar in feite hoogmoed en arrogantie is tegenover een heilig God, die de zonde zo serieus nam dat Hij Zijn eigen Zoon als straf daarvoor aan het kruis spijkerde.

Zeg nou zelf, aan het rennen in die ratrace is totaal geen eer te behalen, het put je enorm uit en maakt je geestelijk straatarm.
Moegestreden tegen de zonde en murw geslagen door schuldgevoelens geef je het uiteindelijk op want er lijkt geen ontsnappen aan.
Maar dat is precies de leugen van de bedenker van de ratrace, Satan.
Deze vroom lijkende leugen te geloven betekent dat Jezus voor niets een vreselijke dood gestorven is.
We zeggen het natuurlijk niet hardop, maar leven alsof Jezus’ offer niet genoeg is geweest en Hij speciaal voor mij nog een keer sterven moet.

Is het mogelijk deze eindeloze cirkel te doorbreken?
Het is inderdaad waar, we hebben zelf tégen God en vóór Satan gekozen, maar kunnen er in feite niets aan doen dat we veroordeeld zijn tot de ratrace waaruit op eigen kracht ontsnappen onmogelijk is.
Maar juist deze onmacht is een bevrijdende boodschap, omdat we daarom iemand anders nodig hebben om ons te verlossen, iemand die machtiger is dan de bedenker van de rattenval.
Iemand zonder zonde, Jezus de Zoon van God zelf.
In Zijn vrijwillige kruisdood nam Hij alle schuld op zich, ook die van eigen werken en hoogmoedige eigengerechtigheid.
In Zijn opstanding liet Hij de straf op de zonde, de dood, achter in het graf en stond als Overwinnaar op in een nieuw leven.

Dat is de ‘Vrolijke Ruil waar Maarten Luther het over heeft; mijn schuld op Hem, Zijn gerechtigheid op mij.
Waarachtig belijden wordt dan gelovend uitspreken:’ Heer ik kan het niet zelf, maar Hallelujah Amen, U doet het in mij!
Uw Borgtochtelijk (wat een wonderschoon woord) lijden en sterven heeft me vrijgekocht uit de macht van de zonde waarom ik niet meer hoef te zondigen want ik ben een nieuw schepping!’

Romeinen 8:1 zegt dat er geen schuld meer is, hoe mooi wil je het hebben;
Geen schuld!
Lekker hè; de Vrolijke Ruil…

Een vaste burcht is onze God,
een toevlucht voor de Zijnen!
Al drukt het leed, al dreigt het lot,
Hij doet zijn hulp verschijnen!
De vijand rukt vast aan
met opgestoken vaan;
hij draagt zijn rusting nog
van gruwel en bedrog,
maar zal als kaf verdwijnen!

Geen aardse macht begeren wij,
die gaat welras verloren.
Ons staat de sterke Held ter zij,
dien God ons heeft verkoren.
Vraagt gij zijn naam? Zo weet,
dat Hij de Christus heet,
Gods eengeboren Zoon,
verwinnaar van de troon:
de zeeg is ons beschoren!

Hoe bereiken we de Top?

Mijn vorige blog heeft een vervolg nodig(volgens mij😉)

We leven in een rare tijd, daar is iedereen het denk ik wel over eens.
Wereldwijd volgt de ene crisis de andere op, of dat nu op klimaat, financieel, of politiek gebied is, de wereld is op drift.

Wat ik zelf waarneem is dat er vooral op klimaat en milieu gebied protest marsen worden georganiseerd, met de groten der aarde diverse conferenties worden belegd, processen aangespannen tegen bv.de TT en ga zo maar door.
Hardwerkende boeren worden als grootvervuilers aangepakt waardoor hun voortbestaan en toekomst van het bedrijf niet meer zeker is, aannemers worden bouwstops opgelegd enz enz

Net zoals voor de boeren staat voor iedereen het voortbestaan op de helling.
‘De toekomst van deze aarde staat op het spel, dus moeten we in actie komen.
We kunnen het tij nu nog keren, is het niet voor onszelf dan wel voor ons nageslacht.’
Deze boodschap heeft Greta Thunberg in felle bewoordingen de wereldleiders toegeschreeuwd.

Ik mag haar wel, die Greta!
Dapper dat ze haar mond niet door de al jaren pratende wereldleiders dicht laat snoeren.
Ze durft!

Toch blijf ik met een kater achter omdat we met een kluitje in het riet worden gestuurd, niet alleen door de wereldleiders maar ook door Greta.
Zij en met haar vele andere milieuactivisten, spreken mooie woorden en vechten voor waar ze voor staan, maar is wat ze zeggen de waarheid?
Gaan we echt naar de kloten als we niks doen?
Staat het voortbestaan van de aarde op de helling en is onze toekomst onzekerder dan ooit?
Kunnen we zelf de aarde nog behoeden voor een totale verwoesting?
Zijn we in staat ons zelf te redden?

Ik vroeg me af wat ík zou zeggen wanneer ik op de VN top voor zo’n bordje in het spreekgestoelte zou staan.
Heb ik ze dan echt wat te zeggen?
Iets revolutionairs en wereldverbeterend spectaculairs?

Mijn fantasie sloeg op hol, nou ja, niet zomaar als een losgeslagen paard dat in paniek alle kanten op gallopeert, maar gewoon recht vooruit!

Ik heb nl. het antwoord op alle vragen rondom het klimaat probleem!
Ik durf zelfs te zeggen voor ieder ander probleem ook, klein of groot, het maakt niet uit.
Niet dat ik het zelf op ga lossen met allerlei regels en nieuwe bepalingen, maar ik weet van Iemand die het allang opgelost heeft; Jezus Christus en die gekruisigd,
de Zoon van God, de Schepper van hemel en aarde!

Ik zou de Klimaat Top aanspreken in de naam van die Heer en hen in Jezus naam op willen roepen zich te bekeren tot de God van Abraham, Isaäk en Jacob.
(Is meteen ook het Joods/Palestijns/Arabisch conflict opgelost)
Ik zou hen op het hart drukken dat elke actie de wereld te redden, zonder de Schepper van die wereld als Heer te erkennen zinloos is.

Ik zou hen aan mijn lippen willen laten hangen bij het vertellen over Jezus.
Hoe Hij naar de aarde kwam om ons uit de macht van Satan te bevrijden.
Dat Hij daarmee niet alleen ons, Zijn schepsels gered heeft, maar de complete schepping voor de ondergang heeft behoed.
Ik zou hen willen aanmoedigen de knieën voor alleen Jezus te buigen, eer het te laat is.
Ik zou vertellen hoe Hij de vloek over deze aarde in zichzelf heeft opgenomen en meegenomen in de dood.
Wat zou ik graag willen getuigen van mijn levende en opgestane Jezus’ die bij Zijn terugkomst hemel en aarde nieuw gaat maken.
Schoon en rein, ontdaan van alles waarmee we haar vervuild en uitgebuit hebben.
Omdat Jezus voor elke schuld betaald heeft, zou ik hen in Zijn heerlijke naam vrij willen spreken van elk oordeel over wat dan ook!
Wat zou het mooi zijn om te vertellen dat Jezus niet alleen mooie woorden spreekt maar dat Hij Zelf Het Woord is!

Ik zie het helemaal voor me, hoe Greta en al de anderen schuld belijden voor het zonder Jezus zelf wel te kunnen fixen.

Wat een glorie voor de allerhoogste en enige God zou dat zijn.
De hele wereld aan de voeten van Jezus om van Hem te leren wat Vader bedoelde met ‘heerschappij over de schepping!’

Wat een feest, wanneer alle mensen nog maar één naam op de lippen nemen:

Jezus…

Link naar het vorige blog:

Greta Thunberg

Kuikentje onder moeders vleugels.

Net uit het ei kan ik mijn geluk niet op.
Alhoewel het lekker warm was, benauwde mij de duisternis binnen de ronde muren waarin geen hoekje te vinden was waar het licht scheen.
Ik draaide er rondjes in een steeds kleiner kringetje, maar haalde nooit de eindstreep.
Terwijl ik steeds groter groeide, beving me meer en meer de angst daartussen gevangen te blijven zitten, totdat ik op een gegeven moment in de gaten kreeg dat ik mijn eigen snaveltje gebruiken moest om uit te breken, anders zou mijn wiegje tevens mijn doodskistje geworden zijn.

Heerlijk; bevrijd uit het ei mag ik de wereld gaan verkennen, links, recht, vooruit, welke kant zal ik op gaan?
Wel lastig dat Mama me met haar vleugels belet te gaan waar ik dat zelf wil.
Zodra ik ook maar één pootje buiten haar wieken zet, duwt ze me met haar snavel weer onder haar bonte veren, waar ik stiekem wacht op de volgende kans.
Ben ik nou daarvoor uit het ei gekropen?
Ik zit nog steeds in het donker, niet meer in het ei maar nog wel onder moeders vleugels.
Terwijl ik ontdekken wil wat daar buiten te beleven valt, onthoudt ze me angstvallig het plezier en vermaak van de wereld om me heen.


Het is gelukt!
In een onbewaakt ogenblik ben ik er vandoor gegaan!
Joeghee, ik ga lol maken!
Mijn pootjes rennen zo ver mogelijk bij Mama vandaan, zodat ik een beetje voorsprong heb wanneer ze me zoeken gaat.
De zon schijnt net zo warm als onder mama vleugels, dus daar heb ik haar al niet meer voor nodig.
Het gras aan de andere kant smaakt ook veel lekkerder dan dat waaronder ik verstopt was onder Mama.
Nu ik om me heen zie dat de wereld veel groter is dan die paar centimeter onder Mama’s vleugels word ik eerlijk gezegd steeds bozer op haar.
Het is niet eerlijk dat ze me mijn eigen vrijheid misgunde en me helemaal alleen voor zichzelf wilde houden.

Toch wordt de zon wel erg heet hoor!
Nergens in de wijde omtrek zie ik een plekje om me tegen haar brandende hitte te beschermen.
Nergens vind ik schaduw…
Opeens hoor ik in het gras een heel naar geluid naar me toe komen, heel onheilspellend en gemeen, zo klinkt het.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik doodsbang ben, en eer ik het in de gaten heb schreeuw ik het uit naar mijn Mama.
Oh, was ze maar hier!
Waarom ben ik zo ver bij haar vandaan gegaan…help help!
Het geluid van onheil komt steeds dichterbij, totdat de wijdopen gesperde bek van een slang de adem in mijn keeltje doet stokken van afschuw en angst.
Zat ik nog maar veilig in het donker onder Mama’s vleugels.
Waren haar wieken maar om me heen om me te beschermen tegen die sissende slang met zijn enge tong!
Kon ik maar schuilen in haar verkoelende schaduw!
Wat ben ik dom geweest!
Waarom voelden haar vleugels als een gevangenis en haar wieken als beknellende overbezorgdheid?
Oh, wat verlang ik er naar te kunnen vluchten naar de warmte en geborgenheid van Mamma’s veren.
Ik zit in de val en kan onmogelijk mezelf redden van deze ondergang.
Piepend en raspend komt er nog een klein geluidje uit mijn keel waarna ik verwacht verslonden te worden…

Maar opeens voel ik iets warms en vertrouwds om me heen fladderen; Mamma’s beschermende veren.
Ik heb haar nog nooit zó boos gezien!
Woedend vertrapt ze met haar poten de vuile kop van de slang waarna ze me luid kakelend tussen haar vleugels zet.
Weer aangekomen in het eigen nest kan ik me niet meer voorstellen dat ik Mama’s veren en wieken als een gevangenis zag.
Ik kruip nog dichter tegen haar moederlijk lijf aan en besef nu pas dat het donker betekent des te dichter bij haar warme hart te zijn.
De schaduw onder haar wieken is juist mijn schild voor de aanvallen van de slang waardoor ik zelf rustig slapen kan.
Hoe kon ik zo dom zijn om te denken dat het zonder Mamma leuker zou zijn?
Te geloven dat ze door me stijf tegen haar aan te duwen me veel te strak hield?
Wat voel ik me veilig onder de warme en vertrouwde duisternis van haar beschermende vleugels.

Oh, Mama, ik wil voor altijd onder jou vleugels zitten.
Het geeft niet dat het daar donker is, want juist daar voel ik je warme moederhart kloppen.
Dankjewel Mama…


Psalm 91

‘Wie schuilt bij God, de Allerhoogste, kan rustig slapen, want de Almachtige beschermt hem.
Ik getuig daarvan en zeg tegen de Here: ‘U bent mijn toevlucht, bij U ben ik veilig en geborgen.
U bent mijn God en ik vertrouw alleen op U.’ Hij beschermt u tegen verraderlijke vallen en houdt vreselijke ziekten ver van u.
Onder zijn vleugels vindt u bescherming en een toevluchtsoord. Zijn trouw is uw schild en weert de aanvallen van de tegenstander.
U hoeft niet te vrezen voor de angsten van de nacht, noch voor de scherpe aanvallen overdag.
En ook niet voor de pest, die zich in de duisternis verspreidt of voor de vernietiging die in de middag toeslaat.
Al sneuvelen duizend mensen aan uw linkerkant of tienduizend rechts van u, u wordt gered.
U zult het zelf zien, de straf treft alleen de ongelovigen. U, Here, bent mijn toevluchtsoord.
U hebt God, de Allerhoogste, als beschermer gekozen.
Tegenslag zal u niet treffen en ziekten zullen ver van u blijven.
Hij zal zijn engelen bevelen voor u te zorgen en u te beschermen, waar u ook gaat.
Zij zullen u op handen dragen en u zult niet struikelen.
Zelfs als u een leeuw tegenkomt of op een adder trapt, gebeurt er niets. De Here zegt: ‘Ik zal hem verlossen, omdat hij zoveel van Mij houdt.
Ik zal hem beschermen, omdat hij Mij kent en mijn naam eert.
Als hij Mij roept, zal Ik hem antwoord geven.
Als hij het moeilijk heeft, zal Ik bij hem zijn.
Ik zal hem bevrijden en in ere herstellen.
Ik zal hem een lang leven geven en hem mijn grootheid tonen.’’
‭‭Psalmen‬ ‭91:1-16‬ ‭HTB‬‬
https://www.bible.com/75/psa.91.1-16.htb

Ik heb geluk gehad!

Wanneer ik ga fietsen, of dat nou een rondje voor plezier of een ritje voor boodschappen naar de stad is, praat ik graag met Vader.
Ondertussen luister ik vaak via Bluetooth een preekje en muziek, het liefst de psalmen in oude berijming, want die kan ik lekker meezingen.
Op mijn rapportje vroeger prijkte trots; ‘Psalmversje 10’ en oh wat ben ik dankbaar voor het instuderen van die prachtige oude liederen vol hoop en wanhoop, raad en radeloosheid, blijdschap en woede, liefde en haat, beloftes van zegen en van wraak.
Gefluisterd en uitgeschreeuwd door mensen als jij en ik.
Lofprijzend en jubelend aan groene weiden en helder water, jammerend en klagend in het dal van diepe duisternis.
Net als ik dus…

Ik zong vanmiddag Psalm 42;

‘O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God, sla ’t oog naar boven;
Want ik zal Zijn naam nog loven.’

Een lied dat me iedere keer weer vertroost, zelfs als ik het zonder na te denken zing of luister.
Vanmiddag bleef de zin;
‘Eens verwiss’len in geluk’ ergens haken.
Eens zal God mijn druk veranderen in geluk, dat zingt David en ik zing het mee.
Geluk?
Welk geluk?
Ik kan niet zeggen dat mijn leven nou zo op rolletjes loopt.
En wanneer is dat; ‘eens?’ vroeg ik mij af.

Het is zó fijn om met die vragen gewoon bij God aan te mogen komen.
Omdat God mijn Vader is, geloof ik dat ik ze allemaal stellen mag, ook wanneer dat op niet zo heel eerbiedige toon en/of manier lijkt te zijn.
Als een bang en angstig kind, soms behoorlijk boos, timmer ik Hem dikwijls het hart uit Zijn ribbenkast…
Hij wordt het niet zat en is ook nooit boos van mijn geklaag, nooit!
Vol ontferming toont Hij me juist Zijn van liefde kloppend hart.

Zo ook vanmiddag, toen ik hem vertwijfelf vroeg over dat; ‘eens geluk.’
‘Wanneer is dat Heer?’

De Heer zei in mijn hart; ‘geloof je nog steeds dat Ik goed ben?’
‘Ja Heer, u weet dat ik geloof dat U goed bent.’
‘Altijd?’
‘Altijd!’
Ik wist meteen weer dat dat ook het antwoord is op mijn vraag, eigenlijk op ál mijn vragen; ‘God is goed, altijd!’

Dat klinkt erg paradoxaal en toch is het zo klaar als een klontje, zelfs wanneer mijn pad niet over rozen gaat en mijn voeten bloeden van de dorens, dan nog blijf ik geloven dat God goed is!
Ook wanneer de ‘waarom vragen’ mijn zicht haast belemmeren en is mijn kussen nat van de tranen, ik blijf geloven dat God goed is!

Net als de spotters uit Psalm 42 durven vragen; ‘waar is nou die God op wie je zo vertrouwt?’ kunnen de omstandigheden me soms het hart pijnlijk doorboren.
‘Kijk om je heen in wat voor een puinhoop je belandt bent!’ schreeuwt de lasteraar van God me toe.

En inderdaad, hij heeft gelijk, het is een gigantische puinhoop!
‘Is God nog steeds goed?’ fluistert de slang.
En precies dan, ómdat ik weiger te geloven dat God níet goed is, geloof ik dat God goed is!
Want dat niet te geloven is als Adam en Eva me laten verleiden tot een bijna waarheid en dus een hele leugen.
Het lukte Satan Adam en Eva te laten geloven dat God iets voor hen achter hield en daarom geen goede God is, waarna ze aten ze van de verboden vrucht.
Vonden ze daardoor het geluk?
Het moet verschrikkelijk geweest zijn om te ontdekken dat ze het al hadden en het met één hapje kwijt waren waardoor God ons verloor aan de dood.

Maar Halelujah, de tweede Adam, Jezus de Zoon van God heeft de knoeiboel die de mens ervan gemaakt heeft aan het kruis teniet gedaan.
Mijn oude mens is met Jezus gestorven, mijn nieuwe mens is met Hem opgestaan.
Alles wat in de eerste schepping kapot ging, is in de kruisiging van Jezus mee de verdoemenis in gegaan.
Daar hoorde het ook!
Door Jezus overwinning op de dood ben ik inwoner van het Koninkrijk van God, waar de zonde geen macht meer over mij heeft want ik ben nieuw!
Omdat de Heilige Geest in me woont heb ik het vlammend zwaard van Gods Woord in mijn handen, waarom ik niet meer in Satans leugen dat God niet goed is hoef te trappen.

‘Deze waarheid, dat is Geluk!’ zei de Heer in mijn hart!
Waauw, ik heb het dus al, Geluk!

Wat is de reden van dit Geluk?
Mijn klakkeloos geloven dat God goed is?
Helemaal niet, ik heb er zelf niks aan gedaan.
Het is Jezus, die omdat Hij het Geluk mij te verlossen uit Satans zondemacht voor ogen had, de dood in ging.
Toen angst voor het vreselijk lijden dat Hem te wachten stond Jezus bloed deed zweten had Hij het kruis ook kunnen weigeren.
Maar omdat Hij geloofde dat God goed is en Hem uit de dood op zou laten staan, nam Hij het kruis op zich en liet zich daaraan vast spijkeren.
Iedereen die het zag bespotte Hem om de ogenschijnlijk hopeloze puinhoop van Zijn bestaan.
Wat een paradox, hilarisch haast, want dat is precies waarvoor Hij kwam;
Sterven in die gigantische strontbelt die de zonde teweeg heeft gebracht, Zélf zonde te worden, zodat Hij de zonde mee nam in Zijn dood en
Zijn met dorens gekroonde hoofd kon buigen om Zijn geest over te geven in de handen van een goede God, Zijn Vader.

Maar wat een Geluk;
Jezus is niet meer in het graf, Hij overwon de dood en leeft!
En ik in Hem!
En daarom geloof ik dat God goed is!

Als ik dat niet meer zou geloven, pas dan hebben de spotters gelijk, want dan is de puinhoop niet meer te overzien.
Samen met David roep ik mijn ziel op het oud vertrouwen te voeden en mijn lust in s’Hoogsten lof te zoeken.
Wat is mijn oud vertrouwen?
Dat God goed is!
Halelujah, ik heb Geluk gehad…

Psalm 42

t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar ’t genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den HEER;
God des levens, ach, wanneer
Zal ik naad’ren voor Uw ogen,
In Uw huis Uw naam verhogen?

O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God, sla ’t oog naar boven;
Want ik zal Zijn naam nog loven.’

‘k Heb mijn tranen, onder ’t klagen,
Tot mijn spijze, dag en nacht;
Daar mij spotters durven vragen:
“Waar is God, dien gij verwacht?”
Mijn benauwde ziel versmelt,
Als zij zich voor ogen stelt,
Hoe ik onder stem en snaren,
Feest hield met Gods blijde scharen.

‘k Denk aan U, o God, in ’t klagen,
Uit de landstreek der Jordaan;
Van mijn leed doe ‘k Hermon wagen;
‘k Roep van ’t klein gebergt’ U aan.
‘k Zucht, daar kolk en afgrond loeit,
Daar ’t gedruis der waat’ren groeit,
Daar Uw golven, daar Uw baren
Mijn benauwde ziel vervaren.

Maar de HEER zal uitkomst geven,
Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt;
‘k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
‘k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

‘k Zal tot God, mijn steenrots, spreken:
“Waarom, HEER, vergeet Gij mij?
‘k Ga in ’t zwart, door rouw bezweken,
Om mijns vijands dwing’landij,
Die mij hoont, mij ’t hart doorboort,
Dat gestaâg deez’ last’ring hoort:
Waar is God, op Wien gij bouwdet,
En aan Wien g’ uw zaak vertrouwdet?”

O mijn ziel, wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust;
Menigwerf heeft Hij uw druk
Doen verand’ren in geluk;
Hoop op Hem, sla ’t oog naar boven;
Ik zal God, mijn God, nog loven.

Gezichtsbedrog; een psalm, een lied, een klacht om recht.

Ik ben zo ontzettend van slag Heer.
Is mijn leven gewoon voor niets?
Is waarvan ik dacht dat ik dat moest doen dan zo zinloos geweest Heer?
Is dat wat ik voor waar achtte alleen maar mijn eigen leugen geweest?
Is dat wat ik als bedrog zie dan toch waarheid?
Is dat wat ik waarneem en bestrijd dan toch de echte wereld?
Heeft dat waar mijn bestaan op rustte nooit recht op bestaan gehad?
Zijn het mijn eigen kreupele knieën die mijn wereld op zijn grondvesten wankelen doet?
Was het dan toch recht me de benen onder mijn leven weg te schoppen?
Is dat wat aan leugen ten tonele wordt opgevoerd dan toch de waarheid?
Is ontrouw het nieuwe trouw?
Is vuil het nieuwe rein?
Is het spel wat er me wordt gespeeld dan toch gewoon zoals het altijd al hoorde te zijn?

Zijn de regels dan verandert Heer?
Had me dat dan gezegd, dan had ik geweten wat u bedoelde met krom recht en recht krom…
Dan ga ik lachen om waar ik nu nog mijn kussen om nat huil.
Dan ga ik huilen om het gemis aan dat wat ik nooit als vermaak heb kunnen zien.

Als het spel nieuwe regels heeft vertel me die dan alstublieft Heer, zodat ik niet langer zelf het spel ben.

Vertel me alstublieft uw gedachten Heer, zodat mijn eigen gedachten tot rust kunnen komen.
Als u zegt dat leugen nu waarheid is dan geloof ik dat.
Als u zegt dat zwart nu wit is, pas dan neem ik dat aan.
Als u zegt dat bedrog beloont moet worden, dan geef ik mij gewonnen aan dat bedrog.
Als u zegt dat wat mijn herinnering heeft bevuilt mijn eigen verkeerd gevormde waarneming is, help me dan mijn herinneringen in uw licht te zien.
Als u dat wat ik abnormaal vind zelf normaal noemt, pas dan ga ik het ook zo noemen.
Als ik het licht voor donker aan zie en het donker voor licht, bezorg me dan alstublieft een nieuwe schakelaar Heer!

Als u zegt dat ik mijn leven voor niets op het spel heb gezet, herstel dan alstublieft dat wat er dood is gegaan.

Pas dan, als u het zegt, pas dan ga ik mee spelen met dat wat ik nu nog als vals spelen zie,
pas dan ga ik recht praten wat ik nu nog krom vind,
pas dan pas ik mijn werkelijkheid aan, als dat dan maar uw werkelijkheid is.

Maar toch Heer, zeg me alstublieft dat leugen niet de nieuwe waarheid is.
Zeg me alstublieft dat dat wat vuil is nog steeds vuil is.
Zeg me alstublieft dat ontrouw nog steeds ontrouw is.
Zeg me alstublieft dat trouw nog steeds trouw is.
Alstublieft Heer, vertel me de waarheid…

High tea on Higher ground

Sinds Overgrootoma overleden is staat haar prachtige vitrinekast in de kleine kamer van mijn eigen huurappartement.
Zo’n kast waar geen spijker of schroef aan te pas komt en zo vernuftig en solide in elkaar zit dat je meteen al wel door hebt; zo eentje koop je niet bij Ikea!
Net thuis gekomen van een ingrijpend en emotioneel gesprek sta ik zoals vroeger voor de kast, waarbij me de tranen van heimwee naar Oma over de wangen rollen.
Het antieke glas, waarachter het serviesgoed een veel mooiere inkijk geeft dan het alledaagse glas van nu, betovert mijn zinnen en trekt me mee in een stroom eindeloos kostbare herinneringen.
Als kind kreeg ik er al geen genoeg van me te vergapen aan het tere haast doorzichtige Engels en Chinees porselein naast het meer robuuste aardewerk uit Scandinavië.

Voorzichtig schuif ik één van de grote deuren open.
Het piepend en schurend geluid van het schuiven over de ijzeren rail doet me glimlachen om de haast hoorbare reactie van Oma; ‘ kind, ik moet nodig de rail weer een beetje smeren.’

Soms zou ik de kast voor altijd dicht willen houden om zo de antieke geuren van bijenwas en 4711, het favoriete eau de cologne van Oma gevangen te houden achter de betovering van de glazen ramen.
Ik zou dan af en toe de deuren een ietsepietsie open schuiven en me over geven aan de herinneringen vol vertrouwde geluiden en geuren.
Voorzichtig neem ik het laatst gebruikte flesje 4711 in mijn handen en snuif de herkenbare geur van Oma op.
Ook nu brengt het me terug naar de tijd dat ik s’middags uit school eerst naar Oma ging.


‘Zoals iedere doordeweekse middag zit Oma al op me te wachten en wanneer ze me ziet, licht haar lieve gezicht tussen de altijd bloeiende Orchideeën op van liefde en blijde vrolijkheid.
Ze komt uit haar stoel overeind en zwaait me hartelijk welkom toe.
Door het touwtje uit de brievenbus kan ik zelf de deur open doen en snel hang ik eerst mijn jas en schooltas aan de kapstok.
‘Lieverdje, ben je daar’ klinkt haar begroeting waarna ze mijn gezicht tussen haar beide handen neemt en mijn wangen met haar zachte lippen nat zoent.

Als in Oma’s keukentje de waterketel begint te fluiten weet ik precies wat er komen gaat maar het is té leuk het toneelspel van Oma mee te spelen als zette ze die dag voor de eerste keer voor ons tweetjes thee.
‘Liefje, zoek jij vandaag de mooiste theepot uit?’ klinkt vanuit de keuken haar zachte stem; het sein waarop het dagelijks ritueel beginnen kan.
De kast schudt en trilt van blijde verwachting wanneer ik één voor één de deuren behoedzaam opzij schuif.
Alsof het door Oma verzameld serviesgoed uitziet naar dit weerkerend ritueel danst het rinkelend haar eigen melodie op de overvolle planken.
‘Voorzichtig hoor,’
‘Ja Oma, dat zegt u iedere dag.’
Tussen de vertrouwde geluiden van het open en dicht gaan van de rode emaille theebus en haar schuifelende pantoffeltjes over de marmoleum keukenvloer, hoor ik Oma haar meest favoriete psalm zingen:

‘Straks leidt men haar in statie, uit haar woning,
In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning;
Zo treedt zij voort met al den maagdenstoet,
Die haar verzelt, U vrolijk tegemoet.
Zij zullen blij, geleid met lofgezangen,
De vreugde voên, die afstraalt van haar wangen,
Tot zij, daar elk gewaagt van haren lof,
Ter bruiloft treên in ’t koninklijke hof.

Haar zuivere stem verwoordt ook mijn verlangen naar een Here Jezus zoals Oma die kent en waarover ze me dagelijks verteld.’

Tussen de regels door vraagt ze me of ik al een keus gemaakt heb en voorzichtig til ik één van de meest kostbare theepotten tussen de andere uit.
‘Oh liefie, wat bijzonder, die zou ik nou zelf deze dag ook uitgekozen hebben.’
Met haar vingers streelt ze het doorzichtige zachtgeel paarlemoer van de Engels porseleinen theepot.
‘Zoek je de bijpassende kop en schoteltjes er ook nog bij?’

Als Oma even later met het zoet beladen dienblad binnenkomt, heb ik de theekopjes al op tafel gezet.
Van buiten zachtgeel paarlemoer, vanbinnen wit, prachtig versierd met roze rozen.
Ze steekt het waxinekaarsje aan en zet voorzichtig de theepot op het theelichtje van haar eigen Oma.
‘Eerst nog even trekken toch?
Vertel je me ondertussen over school?’
Daarna schenkt ze ‘hoge’ thee, want door de zuurstofbelletjes smaakt de thee volgens Oma veel beter.
Als twee deftige dames drinken we voorzichtig het Engelse zwarte goud uit het prachtige servies van Oma.
Ik kijk mijn ogen uit naar hoe zij het schoteltje in haar ene en het kopje in de andere hand houdt.
‘Zo hoort het officieel’ zegt ze.
Omdat ik daar nog te klein voor ben zit ik op het speciaal voor mij bestemde stoeltje aan de rijkelijk met leeuwenkopjes en krullen versierde salontafel.
‘Ook al uit Engeland’ verteld Oma.
‘ dat is een Queen Ann tafel’

Ik geniet met volle teugen en drink tegelijk met de thee het verhaal uit de oude kinderbijbel in.
Oma kan zo mooi voorlezen en vertellen!
‘Het is net alsof u iedere dag met de Here Jezus praat Oma,’ zeg ik.
‘Maar kindje, dat doe ik ook!
Hij vindt het ook zo fijn om met mij te praten, we kletsen wat af saampjes.’

Ik wil dat ook zo graag, praten met de Here Jezus, daarom vraag ik haar of ze mij dat leren wil.
‘Wat zou je het allerliefste tegen hem willen zeggen?’ vraagt Oma.
‘Dat ik zo graag een nieuw hartje wil, net als u,’ antwoord ik verlegen.
‘Oh, maar lieverd, de Here Jezus heeft er genoeg, ook eentje voor jou!
Vraag het maar gewoon want daar wordt hij erg blij van.’
Schuchter zeg ik hardop; ‘Here Jezus, Oma zegt dat u een heleboel nieuwe hartjes heeft, mag ik er alstublieft ook eentje van?’
Opeens lijkt het wel alsof de zon in eigen persoon het kamertje van Oma binnengewandeld is.
Zacht en teer klinkt het in mijn hartje; ‘mijn kind ik hou zo van je.
Ik ben zo verschrikkelijk blij met je.’

Vanbinnen barst het van blijdschap en als vanzelf beginnen mijn voetjes te dansen.
‘Oma, oma, ik heb van de Here Jezus een nieuw hartje gekregen!’
Oma moet huilen, en ik vraag haar waarom ze verdrietig is.
‘ Lieve kind, ik huil omdat ik zo blij ben!
Nu ben ik niet alleen je Oma, maar ook je zusje!’
Dat begrijp ik nog niet zo goed, maar dat geeft niet.
‘Zullen we samen een vreugdedansje voor de Here Jezus doen?’ vraag ik.
Dat doen we en het kamertje van Oma lijkt wel de hemel op aarde.
‘Ik kan nu ook met de Here Hezus praten Oma,’ jubel ik in haar oor.

Daarna eten we nog wat van de zoetigheden, en help ik Oma het servies afwassen en opruimen.
‘Oma, het voelt alsof ik zelf ook helemaal schoon gewassen ben, maar ik ben niet eens onder de douche geweest.
Is dat gek?’
Oma legt uit dat met de Here Hezus praten net is als onder de douche gaan, maar dan vanbinnen.
‘Praat daarom maar heel veel met hem, en luister naar wat hij je vertellen wil, lieve kind.’


Weer terug in de rauwe werkelijkheid van mijn huidig bestaan realiseer ik me al jaren niet meer zo als toen bij Oma over en met Jezus gepraat te hebben.
Durf ik dat nu nog wel?
Mag ik Jezus nog steeds zeggen wat er in me opkomt nu ik me zo schaam over de vele domme keuzes van de afgelopen jaren?
Of zal ik eerst stil zijn en voorzichtig luisteren of Jezus nog wel wat met mij te maken wil hebben?

Ik besluit tot het laatste, het is té moeilijk om dat verschrikkelijke over mijn lippen te laten komen…
Op de grond, tegenover de kast van Oma zak ik huilend door de knieën en de bodem van mijn bestaan.
Het lukt me niet eens om stil te zijn, zo brult mijn ziel haar pijn naar buiten.

Net wanneer ik me afvraag of ik ooit nog wel stoppen kan met huilen komt, zoals destijds bij Oma de zon zelf mijn kleine kamertje binnen wandelen.
Zacht en zonder oordeel, teder als de lieflijke stem van weleer klinkt in mijn hart een stem: ‘mijn kind, ik hou zo van je’
Het zout op mijn wangen verandert in zoet, wanneer de tranen van bitterheid en pijn veranderen in tranen van blijdschap en vreugde.
Ik ben terug bij mijn eerste liefde, de Here Jezus van Oma en ook van mij,
ik was kwijt en ben weer teruggevonden.
‘Wilt u het nog een keer zeggen Heer, net zoals toen bij Oma?’
‘ Mijn kind, ik hou zo van je.
Ik ben zo blij met je!’
Me koesterend in het volle licht van Gods liefde kan ik me niet meer inhouden en dans en spring als het kind van toen rond de Queen Ann tafel van mijn allerliefste zusje en Oma.
Wanneer ik daarbij als vanzelf haar favoriete psalm begin te zingen trillen de ramen van de oude antieke vitrinekast in hun sponningen en klingelt het servies mee op de melodie van dit prachtige bruiloftslied.
Mijn eigen huisje is de hemel op aarde omdat Jezus mijn bruidegom daar is…

Jezus-Krukje en Jezus-pleistertjes.

Een tijdje geleden schreef ik over het Jezus krukje.
Het staat symbool voor het in de positie gaan staan die Jezus voor je bedoelt heeft.
Jezus zelf werd bij Zijn doop in de Jordaan als het ware op het krukje gezet als de Geliefde Zoon in wie God een welbehagen heeft.
Niet zomaar een Zoon, maar de Geliefde Zoon!
Dat is zijn én onze positie, geliefde kinderen van God, in Wie Hij een welbehagen heeft.

Ik heb voor mezelf een krukje gekocht, een opstapje waarop ik het Geliefd zijn oefen en uitspreek.
Te kijken zoals Jezus me ziet, zonder oordeel naar mezelf en de ander.
Staande op dat krukje zie ik alles ook een beetje meer van boven, niet om erop neer te kijken, maar als teken dat ik staand in mijn positie van Geliefd kind van God al het aardse onder mijn voeten hebt.
In Jezus overstijg ik de omstandigheden omdat ik in Hem in meer dan overwinnaar ben.

Vanmorgen onder de douche bedacht ik me ineens dat ik al een tijdje niet meer op mijn Jezus-krukje heb gestaan.
Ja, wel als opstapje om iets van de hoogste plank te kunnen pakken, maar niet als oefening in de schuldvrije zone.

Ik schrok er van en tegelijk werd ik me ervan bewust hoe sneaky en gemeen oordeel werkt, het beheerst maar weer zo mijn denken en doen.
In het normale leven heb ik de laatste jaren nogal wat te verstouwen als gevolg van teleurstellingen in het leven en in de kerk.
Emoties als verdriet, woede, angst en pijn laten me maar zo van mijn Jezus-krukje stappen waardoor ik mijn werkelijke positie uit het oog verlies.

Ik klap het krukje nog wel uit, maar dan om iets te pakken wat me (nog) niet toekomt, het ligt namelijk nog te hoog, het is nog niet voor nu.
Ik moet nog een beetje groeien omdat het hoger ligt dan ik nu aan kan.
Of het is helemaal niet voor mij maar voor iemand anders.

In mijn koppige eigenwijsheid en ongeduld om toch alvast te pakken wat voor morgen is bedoeld, moet ik me veel te ver uitrekken, waardoor ik totaal uit mijn evenwicht van mijn krukje kûkel.
Daar lig ik dan in het stof, de plek waar de slang listig en sluw mijn denken besluipt.
Ik zit maar weer zo vol zelfoordeel, en zou het liefst van de aardbodem verdwijnen.
Het gevolg van zelfoordeel is altijd oordeel naar alles en iedereen, kortom chaos.

Ik vind het bijzonder komisch van Vader en heel erg lief dat Hij me gewoon mijn gang laat gaan, Hij geeft zelfs een kusje op mijn bezeerde elleboog en knieën.
Daarna komt Hij met het blikje pleisters waaruit ik zelf mag kiezen welke ik de mooiste vind.
Drie keer raden…
Die met een foto van Jezus erop natuurlijk!
Maat weet je wat nou zo grappig is?
Wanneer ik me zielig voel en naar die pleisters kijk zie ik ineens dat het mijn eigen foto is.
Een Geliefd Kind in Wie God een welbehagen heeft.
Hij in mij en ik in Hem!

Gelukkig, de Bijbel staat vol met mensen zoals ik.
Neem nou Elia, de ene dag op de berg Karmel in vuur en vlam voor de God van Israël, de andere dag jammerend in het stof van de woestijn; ‘laat me alsjeblieft dood gaan.’
En wat te denken van Paulus?
Hij zegt; ‘het kwade dat ik niet wil doen doe ik, het goede dat ik wil doen doe ik niet.
Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen?’
Gelukkig, Paulus weet dat we al verlost zíjn!
‘The case is closed!’
Wauw, ik ben in goed gezelschap!

DankUVader voor mijn hoge positie in U.
Help me om geduldig en zonder oordeel te groeien naar dat wat U allemaal nog in petto heeft voor ons saampjes en de mensen om me heen.

Hupsakee, klop het stof van je Koningsmantel en neem je positie weer in Girl…

Apenkooi op de geitenwei

%d bloggers liken dit: