De Haan kraait!

Deze week geniet ik van een weekje oppassen op het huis van vrienden in Lunteren.
Waar ik buiten de rust en het niks moeten vooral van geniet is het kippenhok.
Ik hou van kippen en ook van de haan, in dit geval zelfs 2 van die kukeleku beesten.
S’morgens bij het ochtendgloren kraaien deze achteruit krabbende mannen me luid en duidelijk glorie over alweer een nieuwe dag.
Het is hartje zomer en om het wat door te laten tochten, staan de ramen s’nachts wijd open.
Voor menigeen zal het vreselijk in de oren klinken, maar wat vind ik het leuk dat het net is alsof de twee hane-mannen me aan mijn nederige voetjes een persoonlijke serenade toejuichen.

Omdat het vakantietijd is en de bestemming van het vakantieadres bij menigeen hèt onderwerp van gesprek is, werd ook mij gevraagd naar mijn plannen deze zomer.
Maar wanneer ik als een kind zo blij vertelde ik dat ik bij vrienden op de kippen passen mocht begon het gelazer, of liever gezegd het gekakel.
Je kunt er namelijk met zekerheid van uitgaan dat er dan een opmerking komt in de trant van; ‘toch zeker geen haan hè?’
Want inderdaad, wanneer de haan kraait, kakelen de buren!

Hoe komt het toch dat temidden van het nooit ophoudend geraas en lawaai van deze wereld nou juist hanengekraai zoveel weerstand oproept?
De ergernis loopt soms zo op dat er zelfs rechtszaken aangespannen worden om het gekraai van een haan.
Net zoals er rechtszaken aangespannen worden om het luiden van de kerkklokken op zondag, of nog gekker, vakantiegangers in bv Oostenrijk ergeren zich een rotje aan het dagelijks op vaste tijden luiden van de klokken in de vele kapelletjes die het land rijk is.

Ik was daarover aan het mijmeren en het kan best zijn dat ik ergens een klokje hoor luiden, maar nergens de klepel weet te hangen hoor.
Maar het zou zomaar te maken kunnen hebben met enerzijds een innerlijk verlangen naar contact met onze Schepper en anderzijds onze natuurlijke mens die niets met die Schepper te maken wil hebben.

De Bijbel staat wat dat betreft vol verhalen over gewone mensen die koning kraaien zolang de zon schijnt, maar bij het eerste donkere wolkje zich verschuilen in het nachthok.
Neem nou bv het verhaal van één van de discipelen, Simon Petrus
Op de vraag van Jezus; ‘wie zeggen jullie wie Ik ben?’ was het dit haantje de voorste dat kraaide; ‘U bent de Christus, Zoon van de levende God!’
Toen Jezus vlak voor de kruisiging zei te bidden dit geloof niet te verliezen, antwoordde Petrus overmoedig; ‘Here, met U ben ik bereid om zelfs de gevangenis en de dood in te gaan!’
Oh ja?
Dezelfde nacht nog draaide hij Jezus de rug toe en bezwoer tot drie keer toe niets met Hem te maken te hebben.
Zó mooi wat er dan vervolgens staat: ‘Jezus keerde zich om en keek Petrus aan…’
Onmiddellijk herinnerde hij zich de woorden van Jezus; ‘voordat de haan gekraaid zal hebben zul je Mij drie maal verloochent hebben.’
Tja, toen verstomde zijn gekraai en vluchtte hij in een nacht van bittere tranen.
Je zou kunnen zeggen dat dit haantje alleen nog maar achteruit krabben kon in het zwarte stof van schuld en schaamte.
Het stof waar de slang loert en zijn kans afwacht je in de hiel te bijten.

Was dat nou niet precies waar het in het begin van de Bijbelse geschiedenis over gaat?
Adam en Eva die zich ook afkeerden van God en zich verstopten in het donker van schuld en schaamte, waarna God de zondige mens opzoekt.
Op grond van Zijn belofte aan zondige mensen; ‘Ik zal de slang de kop vermorzelen,’ riep de Zoon van God Petrus uit het donker van het nachthok.
In Zijn dood aan het kruis liet Jezus zich in de hiel bijten, zodat wij, kinderen van Adam en Eva en Godloochenaars als Petrus, niet meer hoeven te dolen in het stof van schuld en schaamte.
God de Vader bedekte Zelf de schaamte van Adam en Eva, en zette na Jezus overwinning op de dood Petrus op de rots waarop Hij Zijn gemeente bouwt.

Wanneer de haan kraait hoeft ons geweten ons dus niet meer aan te klagen over onze verloochening van Jezus, maar moet het ons veeleer herinneren aan Jezus, die Zich omdraait en met ogen vol ontferming contact zoekt met Petrus.

Oh ja, dan nog even over die klok…
Nou, zing maar mee met de dichter van Psalm 122:

‘Ik ben verblijd, wanneer men mij
Godvruchtig opwekt: “Zie, wij staan
Gereed, om naar Gods huis te gaan;
Kom, ga met ons en doe als wij.”
Jeruzalem, dat ik bemin,
Wij treden uwe poorten in;
Daar staan, o Godsstad, onze voeten.
Jeruzalem is wèl gebouwd,
Wel saâmgevoegd: wie haar beschouwt,
Zal haar voor ’s Bouwheers kunstwerk groeten.’

Zo,
dit kipje heeft weer een ei gelegd…

Dikke Zoenen

Dikke zoen van een neger

Vroeger maakten we ons gelukkig niet druk om de kleur van Zwarte Piet, zwart was gewoon zwart.
Net zoals Negerzoenen gewoon Negerzoenen waren, en Jodenkoeken gewoon Jodenkoeken.
Alhoewel…dat van die negerzoenen is nog wel een dingetje, er zijn namelijk ook Dickmann’s!
Dat zijn nog eens zoenen zeg.
Van gewone negerzoenen krijg je een klein petieterig kusje, niets vergeleken bij de dikke vette smakkerd van een Dickmann’s.
Whhaaaa, als zo’n doos eenmaal open is…

Stel je voor, het ritueel van de Dickmann’s Negerzoen;
Van tevoren heb ik al water op gezet, de mooie Royal Albert theepot is gevuld en koestert zich in het dons van mijn vintage theemuts.
Mijn lievelingsfilm ligt klaar in de speler, ik hoef alleen nog maar op “play” te drukken.

Het lipje van de doos is los, het deksel gaat langzaam open.
Al mijn zintuigen worden geprikkeld…
De aanblik, 12 negerzoenen, alleen voor mij!
De geur van chocolade die vrijkomt na opgesloten te zijn in het prachtige zilver spiegelende karton…
Het water loopt me in de mond, ik moet me bedwingen om niet vast in de keuken zo’n bol uit de doos te grissen en de eerste hap in de knapperende chocola te zetten.
Dat moment wil ik bewaren tot ik me geïnstalleerd heb.
Uit de kast haal ik een prachtig ovaal bord van het servies van Moeder, daar passen die 12 zoenen precies op.
Één voor een til ik ze voorzichtig uit de doos en rangschik ze langs de rand van het bord.
In de hoop niet gestoord te worden
nestel ik me in een hoek van de bank met het bijzetafeltje binnen handbereik.
Op Marokkaanse wijze giet ik de heerlijk geurende Muntthee in mijn mooiste theeglas waarna hét moment…
De eerst hap in een Dickmann’s negerzoen…
In één van de 12!
Wat een heerlijkheid, na de eerste zijn er nog 11!
“Knak” zegt de laag chocola wanneer ik mijn tanden er voorzichtig in zet,en me laat zoenen door deze verrukkelijke neger.
“Knak…”
Binnen in de bol ligt de volgende belofte bloot…wit,schuimig,kleverig en zoet.
Mijn duim en wijsvinger doen ondertussen de chocolade iets smelten, en ik neem de volgende hap.
Rond mijn mond vormt zich als een lipliner wit en bruin…waardoor het plezier alleen maar groter wordt want mijn lippen proeven nu ook naar Dickmann’s.
De volgende zoen besluit ik andersom te eten, eerst het koekje onderaan,de bodem die deze verrukkelijke zoetigheid draagt.
Het maakt dat je vingers nog kleveriger worden,wat ook onderdeel van het genot is.

Maar dan…gatver!
De bel gaat, ik word gestoord in waar ik me al dagen op verheug.
Waarom heb ik de deuren niet op slot gedaan, de gordijnen dicht, de telefoon uit?
Snel druk ik eerst de recorder op pauze, zet het bord met zoenen in de koelkast, houd mijn zoete lippen onder de kraan, lik nog gauw wat chocola van mijn vingers voor ze ook onder de kraan te ontdoen van hun kostbare kleverigheid, en open de deur alsof ik al uren zit te wachten op deze zeer onwelkome onderbreking.
Het is de dominee, notabene…
Zit mijn haar goed, is mijn gezicht echt wel schoon, oh help, mijn jurk zit nog verfomfraaid….grrrrr

Vriendelijk,maar niet tot enige tegenstand van mijn kant bereid staat hij al binnen.
“Waarom moet ik altijd eerst een afspraak maken ” denk ik,” en hij komt zomaar onaangekondigd binnen.”
Ik krijg plotseling spijt van mijn poetsbeurt en wilde wel dat de bruin en witte lipliner nog om mijn mond zat, en ik dominee een kleverig handje kon geven waardoor hij snel zijn hand terug trekt.
Of…mijn fantasie slaat op hol.

Hij vindt het ook lekker zo’n kleverige hand en begint er zijn vingers bij af te likken.
Bij het zien van mijn zoete lipliner gaat zijn tong automatisch rond zijn eigen lippen, om te ontdekken dat die van mij zoeter zijn.
Ho ho Tiny
Nu stoppen…
Hahaha.

Beide benen weer op de grond, trek onopvallend je jurkje recht( hoe doe je dat trouwens onopgemerkt?)
en bedenk ondertussen razendsnel wat je nu doen moet…

Ik hoor mezelf zeggen dat “het helemaal niet uit komt dominee.”
Warempel, ik hoor echt mijn eigen stem dingen eruit flappen die ik daarvoor alleen nog maar durfde denken.
Maar ja, wat denkt hij wel dat hij mijn hemels moment met mijn 12 negers verstoren kan?
Die staan daar nu te bibberen in de koeling terwijl ze zich net in een keurige wachtrij opgesteld hadden mij één voor één met hun volle lippen te zoenen!
Ik hoor ze verlangend roepen en ben bang dat wanneer ik ze te lang laat wachten, hun heerlijke vulling voor straf krimpt van de kou.
Of dat hun strakke sixpack van liefdesverdriet barst zodat bij het zoenen de ” knak” jammerlijk verloren gaat.

“Eerwaarde dominee, ik had me zojuist in de hemel geïnstalleerd, waar ik door 12 negers verwend ga worden, ik hoop dat u begrijpt dat het niet uit komt!”

Verbouwereerd staart hij me aan, waarbij zijn blik niet meer verbergen kan dat hij het nu zeker weet:”ik ben verloren !”
Tot nog toe had hij enige hoop me te kunnen redden van de ondergang, maar dat is voorgoed ijdel gebleken!
Al zijn werk aan mijn ziel, het was voor niets, de talloze brieven van “verontruste broeders en zusters”op de kerkenraad over mijn losbandigheid zijn terecht geschreven geweest, hij heeft zijn best gedaan, het is maar beter dat hij dit goddeloze huis verlaat!
Hier is geen eer aan te behalen…

Zijn rug gebogen onder een zware last, alsof hij de 2 stenen tafelen niet naar beneden maar zelf boven op de top van de berg Sinaï moet brengen, draait hij zich om en gaat.

Opgelucht doe ik de deur achter hem op slot, sluit alle gordijnen, leg de telefoon van de haak, snel naar de koeling waar de smachtende negers me liefdevol opwachten, en nestel me weer in de bank.
Mijn thee is gelukkig nog heet, ik installeer me weer in de hemel.
Het bord verleidelijke negers lacht me tevreden tegemoet, in afwachting op hun beurt me te bekoren met hun zalige zoen.

De film Mary Magdalene kan weer op play…
De vrouw waarmee ik me mee vereenzelvig in haar vraag ” is het dit nou” en haar verlangen naar meer.
Waarna Hij, die deze hunkering zelf gezaaid heeft, haar op zoekt om haar dorst te lessen en tegelijkertijd een verlangen naar meer en meer in haar hart aanwakkert.
Dezelfde Jezus, nam haar teder in Zijn armen en bracht haar liefdevol naar het hart van zijn Vader.

Die Jezus, die de tafels van de kooplui omkeerde en met een zweep de handelaren en het vee verjoeg uit het huis van Zijn Vader.
Die Jezus,die in heilige verontwaardiging het uit schreeuwde naar de vrome Farizeeën :” hebben al die offers het hart verandert?”

Deze Jezus, mijn Heer, die ons leerde bidden;

“Onze Vader die in de hemelen zijt,
Uw naam worde geheiligd,
Uw Koninkrijk komen,
Gelijk in de hemel alzo ook op de aarde…”

Dank U Vader dat U gebeden hoort en verhoort…
” Knakkk”

Wifi en breien.

Mijn kleindochtertje Yinthe is deze week te logeren, en wat hebben we het gezellig!
Waar ik zo blij van ben is vooral dat Yinthe zelf het zo leuk vindt, omdat ik eerst nog wel wat zorgen had of ze zich niet na twee of drie dagen zou gaan vervelen.

Thuis heeft ze al aan Mama gevraagd of ik wel Wifi heb, wat natuurlijk meteen na aankomst ingesteld wordt zodat ze via bluetooth onbeperkt YouTube luisteren kan.
Ik bedenk me dat de wereld erg verandert is en me zelf vroeger niet voor kon stellen dat we nu allemaal in een schermpje gevangen zitten.
Wifi en bluetooth?
Ook ik kan niet meer zonder!
Maar gelukkig, Yinthe is toch ook wel benieuwd naar het kneuterige van mijn ‘vroeger’ en vraagt:
‘Bessien hoe noem je dat dat je iets maakt op van van die stokjes, breien toch?’
‘Ja liefie dat is breien.’
Of ik haar dat leren wil?
Ze kan me geen groter plezier doen want wat is er nou leuker voor een Bessien dan haar kleindochter het genot van handwerken bij te brengen.
Bolletjes wol genoeg en meteen maar op de modernere manier, de rondbreinaald.
En warempel, ze heeft er slag van; insteken, omslaan, doorhalen, af laten gaan…zo trots al een pauw zit ze in mijn bank te breien en vraagt af en toe of ik de eerste steek weer even brei.
Ze tikt met de naalden een melodietje en vraagt zich af of ze later ook zo snel kan breien als Bessies’ dat doen.
Ondertussen groeit haar sjaal gestaag en trots verteld ze me dat ze volgende week aan haar klas laat zien dat ze breien kan.
Ik bedenk me: zonder Wifi of met WiFi, het toneel blijft hetzelfde, alleen de spelers veranderen.

Qua fantasie en beelddenken herken ik veel van mezelf in haar, het is soms net alsof ik naar mijn eigen kleine meisjes-ik zit te kijken
Precies eender als ik denkt ze ook in plaatjes en wil niets liever dan al die plaatjes met me delen.
Ze staat (ook) altijd aan!

Al breiende doet ze een geweldige ontdekking die ze natuurlijk niet vóór zich houden kan, dat moet onmiddellijk aan mij verteld worden…
‘Bessien, weet je waar het op lijkt?’ zegt ze.
‘Nou, vertel,’
‘Het is net alsof de steken een wedstrijdje houden om van het ene breistokje op het andere te komen.’
Hahaha, ik hoor mezelf praten; ‘ het is net alsof…’ waarna als vanzelf het filmpje in woorden wordt uitgebeeld.

Toen ze afgelopen zaterdag gebracht werd vertelde ze me alvast dat we iedere avond onder het knuffeldekentje tegen elkaar aan gingen zitten om een filmpje te kijken; ‘Toch Bessien?’
En zo gebeurt het ook.
Wanneer ik nog aan tafel zit wat huiswerk te doen roept ze dat het tijd is voor de film, waarna ze vast thee zet en het dekentje aan de stekker legt.
‘Kom je Bessien, het kleedje is al lekker warm.’
Daarna kijken we een film die ze zelf al een keer gezien heeft, maar waarvan ze het ze leuk vindt om die mij ook te laten zien.
Bij spannende of hilarische momenten zegt ze: ‘let op hoor Bessien, dit moet je zien!’
Ondertussen hoopt ze dat de dag geen einde heeft, zo gezellig is het!
Toch komt er een moment waarop ik zeg dat het bedjestijd is, en ze haar tanden poetsen moet.
Eerst pruilt ze nog wat maar wanneer ik haar beloof dat ik zo meteen uit de Bijbel kom voorlezen ligt ze binnen no time onder de wol.
Ik kom naast haar zitten en lees over Jozef en zijn avontuur met de Heer en vertel haar dat die God ook zo veel van haar houdt.

Ze drinkt de woorden in en verwondert vraag ik me af hoe het toch komt dat de oude verhalen nooit aan kracht verliezen.
Zou het kunnen zijn dat God al op de eerste scheppingsdag Wifi, bluetooth en het rondzingend melodietje op de tikkende breinaalden heeft bedacht?

Een gat in de lucht

Liggend op mijn rug in de met wilde bloemen bedekte dijk aan het IJsselmeer geniet ik van alle geuren en kleuren waarmee de natuur me omringd.
Het pas gemaaide gras kriebelt vriendelijk mijn rug en benen en lijkt daar oprecht plezier in te hebben.
Aan mijn voeten bloeit uitbundig
een dikke bos felgele Paardebloemen, terwijl mijn hoofd wordt omkranst door lieflijk geurende Madeliefjes.
Met mijn ogen volg ik het zachte zoemen van een ijverige bij en pluk ondertussen één van zijn favoriete bloemen, de rode Klaver.
Net als het vliegend wollige bolletje zwart-geel en bruin zuig ik voorzichtig het zoet uit de blaadjes van dit prachtig bloeiende suikerbloempje.
Wanneer ik mijn ogen tot spleetjes knijp worden de wuivend witte Klaverbloemen vrolijk huppelende schaapjes temidden van de kleurige uitbundigheid van alles wat op de dijk groeit en bloeit.
Mijmerend over Jezus en zijn lang voorzegd komen op de wolken tuur ik de hemel af, hopend op een teken van zijn komst.
De wonderlijke kleurschakering van de hemel, het spel van de voortdurend van vorm veranderende wolken en het goud van de daar tussendoor piepende zonnestralen neemt me mee in een onvoorstelbaar mooi visioen.

Opeens ben ik in de hemel.
Het is net het moment van het dagelijks ritueel; (voor zover je in de eeuwigheid nog van tijd spreken kunt) het spelletje met het smoelenboek.
Vader God bladert samen met zijn zoon Jezus door het boek.
De engelen spelen het spel mee en giechelen van opwinding over wat er komen gaat.
Vader en Zoon laten de spanning behoorlijk oplopen doordat ze blijkbaar maar niet kunnen kiezen welke foto vandaag aan de beurt is.
Dan eindelijk houdt Vader het boek omhoog en toont de engelen één van de foto’s.
Eer ik me overbuig om de foto ook te kunnen zien klapt Vader, schaterend van het lachen om mijn beduusde blik resoluut het boek dicht.
Nu is het de beurt van de engelen de spanning hoog op te drijven door net te doen alsof ze de naam van dit favoriete kind allang vergeten zijn.
Uren lang overleggen ze geheimzinnig fluisterend wat ze antwoorden zullen, totdat ze eindelijk aan Vader om een hint vragen.
‘zullen we het doen Jezus, geven we ze een hint?’
‘nou vooruit, voor deze ene keer, maar dat is dan wel meteen de laatste keer hoor!’
Daarop noemt Vader het aantal haren van degene waarvan de naam geraden moet worden.
Eindelijk, na weer urenlang gedebeleer zijn de engelen eruit.
Het noemen van de naam doet Vader juichen van uitbundige vreugde.
Hij danst, zingt en joelt van pure blijdschap.
Met Jezus voorop bereiden de duizenden engelen zich voor om met die naam op de lippen in reidans en zang langs het luchtruim te gaan.
Plotseling gebaart Vader stilte en vraagt mij of ik het ook goed gehoord heb?
‘Nou, om eerlijk te zijn niet Here God’ zeg ik bedremmeld.
‘noem de naam nog een keer’ zegt Vader waarop uit duizenden kelen mijn eigen naam gescandeerd wordt.
Ik heb geen tijd me te verbazen want Vader lijkt het wel voor de eerste keer te horen.
Nog blijer dan daarvóór springt hij met een luide knal een enorm gat in de lucht waardoor ik weer in het gras van de dijk neer duikel.

Beduusd over alles wat ik gehoord en gezien heb moet ik even bijkomen van dit hemelse ommetje.
Heb ik dit nou echt meegemaakt of droomde ik?
Opeens voel ik een zacht ruisende windvlaag vanwaar uit een mysterieus gegiechel mijn naam gelispelt wordt.
Ik weet het zeker, het zijn de engelen in hun reidans rond het hoge hemelruim!
Met vernieuwde ogen staar ik naar de zonnestralen tussen de gaten in de wolken en begrijp ineens de soms onverklaarbare knallen in de lucht.

Ze kunnen me wat met hun uitleg over een vliegtuig dat door de geluidsbarrière knalt, vanaf nu weet ik beter!!

Kermis in de Kerk.

Ik ben een sneeuwwit duifje dat jullie meeneemt naar de Kermis, waar we in het reuzenrad en op de bont gekleurde paardjes van de draaimolen rondjes draaien gaan.
We gaan zorgeloos zwieren in de schommels zonder misselijk te worden van de vele suikerspinnen en warm verorberde oliebollen.

Maar eerst vertel ik je wat er 10 dagen geleden gebeurde.
Wat een belevenis!
Jezus was met zijn volgelingen,mannen en vrouwen,op de olijfberg.
De trouwe Maria van Magdala,en Zijn nog altijd jonge lieve moeder Maria.
Met hen en vele andere aanwezigen sprak Hij met hen over de tijd die komen ging.
Hij beloofde hun dat ze nooit meer alleen zouden zijn,en dat wanneer ze het goede nieuws zouden vertellen,iedereen aan de tekenen en wonderen zou zien dat ze de waarheid spraken.
Demonen uitdrijven,zieken genezen,ja,zelfs doden opwekken.
Een grote kracht gaat hun vervullen,beloofde Jezus.
Wat een geweldig uitzicht hè?
Daarna zegende Hij zijn vrienden waarna Hij opgenomen werd en de ere plaats naast Vader in mocht nemen.
Daar zit Hij nu op de troon,rustend aan Vader’s rechterhand!

In Jeruzalem zijn de vrienden eensgezind aan het bidden,in afwachting van de grote dingen die komen gaan.
En nu,vandaag is het Pinksteren,50 dagen na Pesach.
Het altijd durende jubeljaar zal worden ingeluid!
Een eeuwig durende grote verzoendag vangt op deze allang van te voren door de profeten aangekondigde dag aan.
Oh,deze dag zal de geschiedenis van de hele wereld beïnvloeden en op zijn grondvesten doen schudden.
Deze dag,waarop de geweldige gebeurtenissen op de berg Sinaï herdacht worden,zal een nog grotere impact hebben dan die dag.
Nu zal het doel,waarvoor de Wet gegeven is duidelijk worden.
Deze dag gaat het bewijs worden van de vrijheid en liefde die Vader vanaf de schepping bedoeld heeft.
Nu gaat ingezien worden dat Vader geen slaven wil maar kinderen!
Kom,laat je meeslepen in de karavaan “der dwaasheid”
Ik,een sneeuwwit duifje,de verteller van Het Verhaal,ben ook terug in Jeruzalem,waar het een drukte van jewelste is.
Uit de omringende landen zijn veel toeristen toegestroomd,om het feest mee te maken.
Oh,straks wanneer iedereen terug zal keren naar zijn eigen land,zullen ze heel wat te vertellen hebben!
Deze dag,gaat geweldig worden.
Deze dag zal de majesteit van Jezus de heilige stad dronken van plezier maken.
Ik mag…
Ik mag naar de vrienden gaan.
Het is tijd!
Mijn prachtige vleugeltjes klapwieken in een sierlijke cadans en elegantie,terwijl mijn duivenborstje zwelt van geluk.
De vrienden zien me aan komen vliegen en kijken verrukt naar me op.
Van blijdschap over mijn gratie en schittering door de Morgenster,stoten ze elkaar aan en heffen hun hoofden omhoog.
Nu,ja nu!
Nu mag ik mijn kracht loslaten.
Alsof ik afgeschoten wordt,en vanaf een duikplank een 1000 dubbele salto maak,laat ik alle kracht in me los.
Met een luid roekoooee open ik mijn snaveltje en blaas het vuur,wat in me is over hen uit.
Ik ben een vuurspuwend duifje!

Mijn voorbeeld zal over de hele wereld na gedaan worden.
In een zwakke imitatie zullen vuurspuwers hun monden met een brandbaar goedje vullen,en aansteken.
De omstanders zullen verbaasd oh,en ah roepen,maar verder dan dat zal het niet reiken.
Het zal zal niets zijn in vergelijking met mijn vuur.
Mijn vlammen,worden door Vader zelf aangestoken.

De vrienden van Jezus roepen het uit.
Op elk van hen zijn vurige vlammetjes te zien,maar het verteert hen niet.
Er is een heerlijke geur merkbaar in plaats van de penetrante brandlucht van verschroeide haren.
Het is een vuur,dat anderen weer aan zal steken om het goede nieuws te vertellen.
Het is een vuur,zo krachtig,dat het alles in een ander licht zet.
Dat zie je nu al.
In talen,waarvoor ze geen diploma of bachelor hebben behaald beginnen de vrienden luid te getuigen van hun opgestane Jezus.
Het geluid gonst door heel Jeruzalem.
Het is als toen Salomo,de vredevorst de tempel in gebruik nam.
Zo trilt de hele atmosfeer van de grootheid en macht uit de hemel.
De mensen stromen toe,nieuwsgierig aangetrokken door het mysterie van het vuur.
Iedereen hoort in zijn eigen taal,hoe de vrienden getuigenis geven van Jezus.
Dit is nog nooit vertoond.
Deze kakofonie van geluid is haast hysterisch te noemen.
Het is een kermis van blijde dansende mensen!
Volwassenen die kinderen worden.
Deftige profesoren laten elke schroom varen,en in de stoeltjes van de draaimolen zwieren ze gillend en uitgelaten van pret steeds hoger en hoger rond.
Afgestudeerde academici staan zij aan zij met eenvoudige ongelettereden in de rij bij de botsautootjes,waarna ze gierend van pret elkaar de pas afsnijden in hun felgekleurde voertuigen.
Het reuzenrad draait zijn rondjes zoals nog nooit eerder vertoond.
Niemand maalt erom dat de bakjes veel te vol geladen zijn,en schommelen op een manier die gisteren nog levensgevaarlijk was.
De gekleurde paardjes draaien rond,en hinniken luid omdat ze nog niet eerder zulke vrolijke lasten hebben gedragen.
De grijpmachines,die anders de uit de Action vergaarde prullen nooit prijs gaven,zijn nu gevuld met de prachtigste gouden sieraden,bezet met diamanten,saffieren en smaragd.
De klauwen van de grijpers laten hun schatten automatisch los bij de aanblik van de glundering in de ogen van jong en oud.
Ik zie Rebekka verbijsterd haar doffe oude ringen,armbanden en neuspiercing weg smijten,flabbergasted over de schoonheid van haar nieuwe sieraden.
Om zich niet te laten verblinden door de glans en schittering draagt ze een peperdure Guichi zonnebril,haar aangereikt door Eliëzer,
De koningin van Sheba begrijpt nu pas dat de rijkdom en wijsheid van Salomo niet meer dan een schaduw was,van hetgeen er nu ten toon wordt gespreid.
Ik zie Jozef,die zich door zijn broers luid schreeuwend van uitgelaten pret in de echoput laat gooien,waarna zijn familie verkleed in korenschoven zich buigen voor hun dromen dromend broertje.
Rachab staat trots en fier boven op een berg opgestapelde bierkratten,in haar handen een lang karmozijn roden koord,waarmee ze het spel verspiedertje vangen speelt.
De schatten van de wijzen uit het Oosten verbleken wanneer ze uit de hand van Petrus zakken vol mirre en specerijen ontvangen.
Een aanhangwagen beladen met goustaven,staat klaar om wanneer ze weer terug zijn in het Oosten,uitgedeeld te gaan worden aan het gewone volk.
Simson wappert koket met zijn lange pijpenkrullen en speelt samen met Leah,gepassioneerd het toneel spel”Simson en Delilah.”
Zoals prins Claus zich bevrijdde van zijn knellende stropdas,rukken door hun overgewicht door de kansel gezakte Reformatorische dominees hun witte bef af,die hen onderscheide van de graatmagere Evangelische in spijkerbroek en T-shirt geklede pastors,
Heupwiegend met de handen hoog in de lucht,bewegen ze zich samen naar het Schommelschip waar men eensgezind het net aan de andere kant uitgooid.
Vandaag kan alles!
De hele wereld staat in Jeruzalem op zijn kop!
Oliebollen,rijk bestoven,worden met tientallen opgesmikkeld.
Het vet vermengt met de poedersuiker,loopt in smalle witte stroompjes langs de mond van de etende smulpapen, en vormt een plasje in de plooitjes en holte van hun keel.
Met de overgebleven oliebollen worden gooi en smijt wedstrijdjes gehouden,al spoedig gevolgd door het elkaar bekogelen.
De felgekleurde suikerspinnen vinden gretig aftrek,in alle kleuren van de regenboog.
Groot en klein smeert het goedje in elkaars haren en giert het uit!
Spuitbussen worden uitgedeeld,waaruit neon kleurig poeder de kleverige kleding en haren van de mensen er nog grotesker uit laat zien!
Iedereen omarmt elkaar en blijft aan de ander plakken.
Het maakt niet meer uit.
#metoo heeft een hemelse betekenis gekregen.
Alles is omgedraaid.
Hier hebben de mensen van gedroomd,weer kind te zijn,en je te kunnen laten gaan zonder enige gêne.
Niet meer na te hoeven denken over wat een ander er van denkt of zegt.
Want die ander is net zo!
De schaamte voorbij!
“Hier ben ik voor gemaakt”zo voelt het voor iedereen!
“We zijn broertjes en zusjes en spreken dezelfde taal!
We klinken anders,maar toch hetzelfde.”
Lachend vertellen ze het elkaar:
“Eindelijk is het verlangen vervuld,één te zijn.
Zoals bij de bouw van de toren van Babel.
Toen wilden we één zijn door zelf naar de hemel op te klimmen,nu zijn we één omdat vanuit de hemel God af daalde naar ons.
Wat zal God gelachen hebben om onze dwaasheid,toen hij neerkeek op ons.
Toen spraken we een taal in dezelfde klanken,waarbij we elkaar niet begrepen,nu loeien we als koeien een taal in een kakofonie van onverstaanbare klanken zonder Babylonische spraakverwarring!”
Vol zelfspot bekijken ze elkaar in de lachspiegels,en slaan elkaar joelend op de borst,om hun idiote verwaandheid,te denken dat ze door een toren te bouwen,de hemel in bezit konden nemen.
Wat een hilariteit.
“Wat zijn we dom geweest luitjes.”
Het grappige is dat ze er om grinniken kunnen,en als bevrijde mensen plezier hebben in wat hun eerder onmogelijk leek
Drieduizend mensen…hetzelfde aantal als de grote stapel doden,die bij de Sinaï omkwamen na het dansen om het gouden kalf.
Achtergebleven in de haastig gedelfde graven,om vruchteloos te verteren en één te worden met het het stof van de woestijn.
En nu…
Drieduizend mensen,die dansen om de overwinning,behaald door het sterven en opstaan van Jezus…
Drieduizend mensen in het badwater van geloof ondergedompeld beleven een bevrijding waar ze al naar hunkerenden vanaf hun vormeloos begin.
De ervaring opnieuw geboren te zijn is een niet te bevatten werkelijkheid geworden.
Drieduizend mannen en vrouwen,die de woestijn waar ze voortaan hun voeten zullen zetten,laten veranderen in een bloeiende rozentuin.

En daar zie ik Zijn moeder,Maria,alsof ze weer maagd is.
Dromerig als in trance laat ze zich eindeloos rond draaien op een van de felgekleurde paardjes.
Het meisje,dat ik bevrucht heb,en vandaag Jezus voor de tweede maal in haar binnenste geboren heeft laten worden,om Hem nu voor altijd mee te mogen dragen,voor eeuwig en eeuwig!
Het meisje,nu een vrouw,die de woorden sprak:”mij geschiede naar Uw woord”
Vertederd door haar schoonheid laat ik me landen in haar open handen.
Ontroering doen haar ogen blijdschap tranen.
Precies in het midden van het kermisterrein staat een reusachtge boom,die met frisse groene bladeren verkoelend schaduw biedt aan degeen die even rusten wil.
De sappige oranjeappeltjes mogen vrij geplukt worden,daar de slang niet meer is dan een pluchen tochtstrip.
Wat een uitbundige stemming heeft mijn vuur teweeg gebracht.
Iedereen die zijn ik kwijt was heeft zijn oorspronkelijkheid terug gevonden in mijn levend brengende opstandingskracht.
Alle scherven van het leven,die slapeloze nachten,vol van wanhopige schuld,schaamte,pijn en verdriet tot gevolg hadden,het past allemaal weer in elkaar.
Als porseleinen kop en shotels,die in duizend stukken op de grond lagen en door een onzichtbare hand opgeraapt,met bloedrode lijm weer in elkaar zijn gezet.
Als kapot gesmeten kristallen vazen,die met hun glassplinters bloedende wonden gaven.
Wonderbaarlijk geheeld van hun butsen,staan ze nu gevuld met witte rozen welriekend te pronken in de huizen,waar men elkaar eerder nog de hersens insloeg.
Het deert ons niet,dat de vrome Farizeeën en Schrifgeleerden de spot met mij en de mensen die ik met mijn vuur heb aangestoken drijven.
Laat ze toch lachen en spotten.
Laat hen in de waan dat we vol zoete wijn zijn.
Dat zijn we ook,het bloed van Jezus stroomt als vreugde gevende wijn door onze aderen.
Laat hen maar zeggen dat we dwazen zijn.
Dat zijn we ook,het woord dat ik met mijn vuur kracht bijzet is ook dwaas.
Het heeft alles omgedraaid.
Wat hiervoor nog normaal was is nu abnormaal geworden.
En andersom ook.
De dwaasheid van het Evangelie zal tot vrolijke en bevrijde harten leiden.

Oh,wat ben ik gelukkig!
Laat er zang en dans zijn in de huizen.
Laat de vrede en vreugde des Heeren de kracht zijn waarmee het leven zijn bestemming krijgt.
Dit is mijn doel,vanaf het begin!
Ik,een sneeuwwit duifje,in de hemel bewaard en nu losgelaten.
Zoals ik losgelaten werd door Noach,en uiteindelijk een rustplaats vond om,om een nest te bouwen in een nieuwe wereld.
Zo zoek ik ook nu steeds een rustplaats in de harten van degene die zijn opgestaan in een nieuw leven,en verlangen naar mijn vuur.
Waarin ik met onuitsprekelijke verzuchtingen Abba,Abba fluister,Abba Abba…daarmee de wetten in hun hart schrijvend.
Soms zie ik andere nesten op de hoofden van mensen.
Het nest van roofvogels,die stinkende rotte eieren gelegd hebben.
De bedorven eieren verhard hun hart,zodat ik geen toegang meer heb voor mijn nestje.
Zonder het zelf te willen, gooit men voor elkaar de glazen in,zelf machteloos bloedend in duizend stukken uiteen vallend.
Maar ik geef het nooit op.
Tot aan het einde van deze tijd blijf ik een vuurspuwend sneeuwwit duifje.
Zoekend naar iemand die zich op wil laten rapen.
Speurend naar een porseleinen kop en schotel,dat smeekt weer in elkaar gezet te worden om daarna feest te vieren op de tafel van een high tea vol geurige vers gezette thee en zoete lekkernijen.
Tot de dag komt,die grote dag…
De dag van de voltooiing.
De kroningsdag van Jezus waarbij Hij alle heerschappij uit handen van Vader ontvangen zal.
De huwelijksdag van bruid en bruidegom!
Ik,het sneeuwwitte duifje, jullie gids in dit verhaal, wacht op die dag.
Ik zie uit.
Jij ook?

En ik leefde nog lang en gelukkig…

Afgelopen week zat ik aan het Oegstgeester kanaal te genieten in de stralen van het zomerzonnetje in de herfst.
Ik waande me midden in een schilderij van Monet.
De glinstering op het vriendelijk kabbelend water, de in herfsttooi gestoken bomen weerspiegelend, en af en toe een voorbijvarend bootje, ik genoot.

(Alhoewel, wanneer zo’n bootje vol blije mensen voorbij vaart kan ik ook stikjaloers zijn…)

Om de hoek zwemmend kwamen papa en mama zwaan me hun puberkroost showen.
Fier en koninklijk, hun veren wit als sneeuw, omringden ze trappelend van trots hun nog donzig grijs nageslacht.
De broertjes en zusjes, zich van geen door sprookjesschrijver Hans Christian Andersens’ bedachte lelijkheid bewust, lieten zich gewillig meevoeren, in het spel van zien en gezien worden.
Het volgende sprookje speelde zich letterlijk af:

“Kijk Zwaantje” zegt papa zwaan, “zie je die mevrouw daar op dat bankje?”
” Waar, waar, Gijs? Ik zie zoveel bankjes en zoveel vrouwen.”
snatert mama.
Papa foetert wat en brengt zijn gezin dichterbij.
“Die mevrouw, kijk die met dat wagentje op wieltjes.
Kom we gaan haar ons kroost voorstellen”
Als de familie van Trapp zwemmen de kinderen in het gelid, van het eerst uit het ei gekropen jong tot de laatste, die daarbij wat geholpen moest worden en daardoor met de helm op geboren is.
” Nou vertel maar hoe jullie heten” zegt papa Gijs.
De oudste kijkt me brutaal aan, die is duidelijk niet van plan iets weg te geven voor hij zelf iets gekregen heeft.
” Eerst jij zeggen”
Hahaha, ik schater het uit.
” Trientjen heet ik, Trientjen”
Meteen ontstaat in de von Trapp opstelling enige reuring daar het jongste lid van de familie opgewonden met haar vleugels op het hoogopspattend water begint te klappen en vrolijk, en duidelijk voor haar beurt roept: “ik ook, ik ook!
Ik heet ook Trientjen”
Nou, wat een toevalligheid.
Ik voel meteen een lijntje naar mijn naamsgenoot, en zou haar wel even op willen pakken om te knuffelen en kusjes te geven.
Vader zwaan hersteld snel de orde,
waarbij moeder zwaan hem gemoedelijk in zijn oor toefluisterd “ach Gijs, het zijn toch nog maar kinderen.
Laat ze een beetje…”
Vertederd knikt ze naar mij en haar eigen kleine Trientjen.
In goede orde, stelt het jonge grut zich vervolgens aan me voor.
Arie, Truus, Robert, Monique en Trientjen!

Trientjen popelt om me nog wat te vragen ze ik.
” Wil je nog iets van me weten Trientjen?”
” Ja, waarom heb je zo’n wagentje op wielen?”
Ik vertel haar dat ik pas geopereerd ben en dat dat een rollator is.
” Die helpt me om niet te vallen, want mijn been doet een beetje zeer”
“Oh, doe jij dan niet ook fladderen met je pootjes” vraagt ze.
Ik gier het uit, terwijl haar broertje en zusje haar uitlachen,” gekkie, mensen hebben geen fladderpoten net als wij”
Trientjen is nog niet tevreden, ” wil je het niet een keertje proberen, net als ons te fladderen?
Dan ga ik het jou leren”

“Weet je wat” denk ik, “wat kan het mij schelen, ik doe het!”
Mijn rollator achterlatend laat ik me voorzichtig in het water glijden.
De hele familie toetert van plezier, Trientjen mijn naamsgenoot het meest uitgelaten van allen.
Voorzichtig begin ik ook te fladderen en zowaar, als een zwaan fier rechtop als de andere zwanen, ontdek ik een nieuwe wereld.
Gijs zwaan klopt me bemoedigend met zijn vleugels op de schouders terwijl mama zwaan haar kroost tegen houdt me niet allemaal van dolle pret te bespringen.
Het fladderen gaat me steeds beter af waardoor ik me opeens een ander mens voel.
Mijn naamsgenootje wijkt niet van mijn zij, en snatert het uit in een lange stroom van uitgelaten blijheid en verwantschap.
” Ben je nu mij nieuwe tante” vraagt ze.
” Weet je wat, ik ben je Bessien, mag dat?”
“Bessien? Wat is dat dan?”
” Dat is een Urks woord voor Oma, daar ben ik geboren, leuk hè?”
“Mama mama, ik heb een Bessien!
Bessien Trientjen ” snatert ze luid kirrend naar Zwaantje.
Truus en Monique vragen bedremneld of ik dan ook hún Bessien wil zijn.
” Ja natuurlijk, ik ben ook jullie Bessien.Van jullie allemaal”
“Mogen we je een kusje geven?” vraagt Truus verlegen.
Wat maak ik wat mee, onder luid gespetter zoenen en knuffelen we elkaar, verbaasd toegelachen door de zon, die toch al wat in de war is.
” Het moet niet gekker worden” zegt ze.”Het komt vast door mij deze vrolijkheid.
Ik kan er ook geen genoeg van krijgen jullie te kussen met mijn warmte”
Gekoesterd door zon en water, glijd ik in de cadans van mijn nieuwe familie sierlijk verder.

Nou, lieve mensen, als jullie me missen, zoek me in het Oegstgeester Kanaal.
Daar fladder ik voortaan tussen de familie Zwaan.
Nog lang en gelukkig…

%d bloggers liken dit: